ROAD TEST
BMW 3.0 S
WAAROM DEZE SEDAN WAARSCHIJNLIJK DE MEESTE WAAR VOOR ZIJN
GELD BIEDT
De
cover van de originele Amerikaanse testDe
cover van de originele Amerikaanse test
Dit is het probleem: aan de ene kant is er de geheel nieuwe
Mercedes 450 SE gedistingeerder, groter, zwaarder, minder economisch in het gebruik
maar zijn hanteerbaarheid is beter en hij is veiliger dan de 280 SE 4.5 die hij opvolgt en
bijna $ 4.500 duurder. Een slagje daaronder zit de 280 S uit de vroegere 230-250-serie die
ooit $ 8.500 kostte maar nu een krachtige motor met dubbele bovenliggende nokkenas heeft
en meer dan $ 10.000 kost.
Aan de andere kant zijn er de Jaguar XJ sedans met zes- en twaalfcilinders. Gestoken in
een prachtig gestileerde koets is de zescilinder wat lui. De XJ 12 daarentegen is sneller
op de weg dan wat dan ook tenminste als hij het doet. Soms ontluisteren kleine
ergernissen en onbetrouwbare service van de dealer de briljant verpakte twaalfpitter. Ze
kosten $ 9.900 of $ 11.425, afhankelijk van de motorversie.
Dus wat blijft er dan nog voor ons over? De BMW 3.0 S. Snel, behendig, sterk. Heeft een
van de meest efficiënte motoren ooit gebouwd maar is als auto minder gecompliceerd
gebouwd. Maar de BMW kost $ 11.400.
In een notendop zijn dit de alternatieven waar veel Amerikaanse kopers (meer dan iedereen
vijf jaar geleden had kunnen denken) uit kunnen kiezen op de markt van luxe import-sedans.
Het werkelijke dilemma komt voort uit de bijna dagelijkse prijsescalaties die worden
veroorzaakt door valutafluctuaties en het tekort aan brandstof. Immers, je kunt niet van
een auto genieten als je er niet in kunt rijden.
Bijna vier jaar geleden, in de Motor Trend van januari 1970,
testten we de twee mededingers van de topmarkt de Mercedes 280 SE en de BMW 2800.
We concludeerden dat de levendige hanteerbaarheid, gelijke kwaliteit en techniek van de
BMW hem tot op de bumper van de Mercedes hadden gebracht. Eigenlijk waren veel van de
Mercedes verbeteringen in handelbaarheid en prestaties gestimuleerd door BMWs
indrukwekkende verkoopresultaten in Europa.
BMW is de eerste om toe te geven dat Mercedes-Benz goede automobielen bouwt. Het is
interessant dat dit respect wederzijds is. Op veel gebieden is het een gelijkwaardigere
race dan Mercedes lief is. Bijvoorbeeld: Mercedes referentiepunt in de ontwikkeling,
de nieuwe 280 met dubbele bovenliggende nokkenassen van 1973, ontstond als reactie op
BMWs drieliter zescilinder, maar de BMW is nog steeds sneller.
De BMW heeft een magnifieke zescilinder die het beste van twee werelden bied: prestaties en zuinigheid. En als scheppers van een van s werelds beste motorenfabrieken weten ze als geen ander problemen op te lossen. Het lucht-brandstofmengsel wervelt zo goed door BMWs unieke drievoudige bolvormige verbrandingskamers, dat het niet alleen een zeer indrukwekkende 170 SAE pks produceert uit een kleine drie liter cilinderinhoud, maar de motor ook een extreem lage emissie heeft.
Om de hand te kunnen leggen op een van deze Duitse wonderautos, om te kijken of wat we vier jaar geleden ontdekte nog steeds waar is, was niet zo eenvoudig omdat alles met een BMW-logo erop al verkocht is voordat het van de assemblagelijn is gelopen. De auto die uiteindelijk in ons bezit kwam was een schitterend gedetailleerde groene 3.0 S vierdeurs sedan, standaard uitgerust met een automatische drieversnellingsbak, elektrische ramen, stuurbekrachtiging, airconditioning, aluminium velgen met Michelin VR 144 banden, Becker AM/FM stereo radio met automatische antenne, houten afwerking en een van de meest aantrekkelijke naturel lederen interieurs die we ooit hebben gezien. De standaardprijs was volgens de sticker op de ruit $ 11.400, ongeveer dezelfde prijs als van een oude Mercedes 280 SE 4.5 anderhalf jaar geleden. En de Mercedes had geen lederen interieur.
Toen we aan het rijden waren met de 3.0 S kwam het bericht
uit Duitsland dat in 1974 de cilinderinhoud van de motor zal worden vergroot tot 3,3 liter
en dat er een nieuwe versie komt (3.3 L) met een 10 cm langere wielbasis. Dit in navolging
van Mercedes lange traditie van verlengde modellen, die sinds kort ook bij Jaguar
zijn te verkrijgen. Verder zijn de 1973/1974-modellen van BMW identiek, behalve dat de
acceleratie in rechte lijn zal verbeteren.
Doordat de totale lengte van de sedan toeneemt van 4,70 tot 4,80 meter ontstaat er
achterin 10 cm meer zitruimte, terwijl de standaard versie al volop ruimte biedt. De hoge
stoelen schuiven naar achteren om makkelijk mensen van meer dan 1,80 meter te herbergen en
hoewel ze niet vertikaal kunnen bewegen is de rijpositie door de volledig verstelbare
rugleuning ideaal. Alles wat de bestuurder nodig heeft stuurwiel, schakelpook,
schakelaars, radio, ventilatie zit binnen zijn bereik als hij zijn oprolbare gordel
om heeft.
En is het instrumentarium van de BMW al intelligent vormgegeven met zijn grote ronde
snelheidsmeter en kilometerteller met witte cijfers op een zwarte ondergrond de
motorruimte van de auto doet daar niet voor onder. Een visueel genot in deze tijd van dof
aangeslagen krachtbronnen. BMW heeft een klinisch schone inrichting gecreëerd zonder
wir-war van draden, slangen, leidingen en verbindingen.
Als totaalpakket van techniek, vormgeving, constructie en gedetailleerd ontwerp is de BMW
onovertroffen in de wereld van de automobielen, net zoals BMWs unieke
cardanaangedreven motorfietsen ongeëvenaard zijn in de wereld van de
tweewielerfabrikanten. Maar al met al is het het pure, ongefilterde rijplezier dat hem zo
voortreffelijk maakt.
Voor degenen die het misschien nog niet weten: wat BMW heeft
gedaan is in wezen de functie van een sedan combineren met de hanteerbaarheid, remkracht
en acceleratie van een sportwagen. Ironisch genoeg is het eindresultaat een luxe sedan die
beter presteert dan de meeste sportwagens.
De sensatie van het rijden is gelegen in het licht, kwiek en superieur verfijnd presteren.
Het vermogen om met smerige snelheden over wegen te stampen is daar en toch houd je
algehele controle met de cockpit als het stille oog in het centrum van de
orkaan. Snelheidsgevoel noemen de Duitsers dat.
Het is evenzeer het product van een bepaalde denkwijze over het bouwen van autos als
de stellige wijze waarop de voor- en achterwielophangingselementen zijn gegroepeerd.
Geheel ongevoelig voor de duivelskunsten en kwalen van wasbordwegen of ieder ander soort
ritmische trillingen, snort de BMW gelijkmatig als een elektrische trein voort. Op ruwe
oppervlakken absorbeert de voorophanging met McPherson veerpoten en halfgetrokken armen
achter, met een kolossale speling van 20 cm, bulten en oneffenheden als een sponzig
vloeiblok. Je betrapt jezelf erop dat je op zoek gaat naar wegen met lange, verreikende
bochten om die wonderlijke sensatie te ervaren van het snel en precies door een bocht
rijden.
Op de testbaan van Irwindale Raceway ontdekten we nog een
paar sympathieke BMW-kwaliteiten. Om te beginnen konden de vier schijfremmen de auto van
96 km/h constant binnen de 32 meter tot stilstand brengen, een van de kortste remwegen die
we ooit bij een testauto hebben gemeten in de afgelopen 23 jaar. De acceleratie was echter
niet zo indrukwekkend, gemiddeld 11,4 seconden naar 96 km/h in de 1420 kg wegende auto.
Niet echt schildpadachtig, maar zeker niet zo snel als de 9-seconden-nog-wat van de
handgeschakelde versie. De extra 300 cc motorvolume zal vanaf 1974 van de automaat bijna
net zon stoplichtsprinter maken als de 4-bak.
Net zo indrukwekkend als de remmen en de hanteerbaarheid van de 3.0 S was het totaal
ondramatische karakter van de auto. Tijdens een intensieve testsessie, met temperaturen
rond de 38 °C, werd de motor nooit warmer dan normaal, zelfs niet met de airconditioning
aan. Hij starte vlot en liep met wat een klassiek BMW-trekje is geworden: turbineachtige
smeuïgheid. Slechts een handvol andere autos zou net zo goed hebben gepresteerd.
Op dit punt vraag je je misschien af of het wellicht
enigszins mogelijk is dat de 3.0 S ook nog een enkel minpuntje heeft. Dat heeft-ie. Midden
in de grote glazen opbouw zit de achteruitkijkspiegel te hoog gemonteerd om goed zicht te
bieden die moet dus wat lager worden geplaatst. De automatische versnellingsbak
moet een positiever gevoel geven tussen de versnellingen. Het is erg vervelend om tijdens
het opschakelen met vol vermogen van 1 naar D te schieten als je 2 verwacht.
Ook is er tamelijk veel windgeruis boven de 145 km/h. En tenslotte: hoewel die lederen
bekeleding er fantastisch uit ziet, is hij nogal glibberig en je neigt tot heen en weer
glijden op de voorstoelen die toch al niet veel zijdelingse steun bieden.
Het is begrijpelijk dat de enige vraag die je stelt is of de
BMW 3.o S beter is dan zijn tegenhangers, de Mercedes 450 SE of de Jaguar XJ 12. Antwoord
daar op geven stelt je voor hetzelfde probleem als de keuze tussen drie goede horloges: de
uiteindelijke beslissing hangt sterk af van de individuele smaak. En daarbij: de BMW biedt
méér dan de andere twee, want hij is economisch zonder offers te brengen aan de
prestaties. Welke andere auto is zo hanteerbaar, remt zo goed en is zo snel als de 3.0 S,
terwijl hij bij constant 130 km/h 1 liter op 6,8 kilometer verbruikt en dat met
automaat? Bij die zelfde snelheid verbruikt de handbak een verbazingwekkende 1 op 8,5! De
BMW is zeker geen nerveuze auto. Hij heeft dezelfde
rijdt-altijd-terwijl-je-pret-hebt-kwaliteit die van de oorspronkelijke Pontiac GTO
zon verkoopsucces maakte.
Momenteel is de BMW 3.0 S (en zeker zijn lager geprijsde tegenhanger de Bavaria) de meeste
waar voor je geld op de markt. Grappig, de mensen die zich deze autos kunnen
veroorloven, maken zich daar drukker over dan degenen die dat niet kunnen.
Uit: Motor Trend, november 1973.
Door: Eric Dahlquist
Vertaling: Bram Visser