McLAREN-BMW F1 (2)
Onderstaande tekst is een vertaling uit het Engels van
hoofdstuk 28 van het boek "Unbeatable BMW, Eighty Years of Engineering and Motorsport
Succes", door Jeremy Walton. (Robert Bentley Inc., Cambridge, USA, ISBN 0 8376 0206
8, 1998.) Copyright: Jeremy Walton!
VERDERE ONTWIKKELING McLAREN-BMW
McLaren zelf hield al zijn werk stap voor stap bij, zodat
veranderingen van 1995-96 in detail gezien konden worden. De steeds terugkerende
themas waren te leren leven met de geknepen air restrictors op de motor wat
in 1996 ongeveer 35 pk kostte door het gewicht te verlagen, de ophanging wezenlijk
te herzien en de aerodynamica zorgvuldig te herijken.
Voor 1996 was de meest fundamentele verandering het 15 mm lager in het chassis hangen van
de motor. Er werden veerpootsteunen van gegoten aluminiumlegering toegepast, omdat de
voorspellingen dat de auto 2,1 G aankon waar bleken te zijn.
Ook de stuurinrichting werd gemodificeerd waardoor het aantal stuuromwentelingen van
aanslag tot aanslag van 2,7 tot 2 werd teruggebracht. Kritieke circuitoneffenheden, die
werden doorgegeven aan de voorste bevestigingspunten, werden iets beter verwerkt. Aan
beide zijden van de tuimelaars werden dubbele bolvormige boringen geplaatst, onderdeel van
het uitgebreide herontwerp van de ophanging in 1996, waarbij McLaren ook solide naafbussen
inpaste en zwaardere racecomponenten als aanvulling op de gewijzigde motorplaatsing.
Dat tweede seizoen was technisch veel uitdagender. De concurrentie, Porsche voorop, werd
technisch gezien radicaler en gebruikte turbosystemen die heel moeilijk zijn te evenaren
met techniek voor normaal beademde motoren. En onze helden leden onder extra luchtinlaat
restricties (weer 3 mm kleinere aur restrictors) van de FIA-autoriteiten, wat het vermogen
aanzienlijk beperkte.
BMW Motorsport reageerde met een verhoging van de compressie van 11 tot 12 : 1,
herprogrammeerde TAG elektronica, nieuwe nokkenasprofielen van Paul Rosche, en herziene
inductietijden in de luchtfilters. Het radicaalst was een reductie van de pompcapaciteit
voor de olie- en watersystemen om de mechanische bedieningseffectiviteit te verbeteren.
Zoals verwacht daalden het vermogen (600 pk bij 7300/min-¹) en het koppel (70,7 mkg bij
4000/min-¹) vergeleken met 1995. Maar McLaren wist dat ze dat op andere vlakken konden
compenseren. Zo werd er een 100 liter tank (was 90 liter) geïnstalleerd en werden er twee
raceradiateurs in de neus gebouwd, wat Murray ook in de Grand Prix Brabhams had gedaan.
De koolstofvezel remmen van de GTR maten 355 x 36 mm in plaats van de stalen exemplaren
van 330 x 32 mm van de straatversie. Voor circuitgebruik hadden de remmen naar Le Mans
specificaties dezelfde maten, terwijl de straatauto voor 355 mm en achter 305 mm hadden
plus een handrem die bij de raceauto natuurlijk ontbrak.
Voor 1996 keerde McLaren terug naar de Activa windtunnel die Murray uit kostenbesparing
had gecreëerd in zijn Grand Prix-tijd bij Brabham. Er was een reeks van alternatieve
achtervleugelprofielen nodig, zonder de lamellen van 1995, maar het was toegestaan de
typische Gurney flap te gebruiken.
McLaren pakte ook de voorkant aan met een opmerkelijke voorsplitter en een aangepast
voorpaneel, die samen de opwaartse druk tegengingen die bij de racer van 1995 op hoge
snelheden onderstuur had veroorzaakt.
"Het hele pakket was aerodynamisch veel beter af te stellen dan in 1995, toen ik echt
medelijden had met onze klanten. Het enige wat ze konden doen, was meer vleugel geven op
zoek naar extra downforce. Ze werden daarbij beperkt door onderstuur en buitensporige
slijtage van de voorbanden.
In 1996 hadden we veel meer aerodynamische verstelmogelijkheden voor de F1, inclusief
achtervleugels voor weinig of veel downforce, dus we konden ons beter aan de
omstandigheden aanpassen dan in 1995", concludeerde Murray.
RACESPECIFICATIE 1997
Uiterlijke veranderingen dit seizoen waren o.a. de carrosserie met lange staart (50 mm
langer, 220 mm breder) die was ontworpen voor een dramatische toename van de downforce in
het tijdperk van doelbewust gebouwde racewagens van Porsche en Mercedes. De carrosserie
van de McLaren F1 voor 1997 had een flink groter oppervlak om downforce te genereren (900
kg bij 240 km/h) bij een lager racegewicht. Murray schatte dat de laagste downforce-stand
van 1997 gelijk was aan het maximum van het seizoen daarvoor.
BMW was nu geheel en al toegewijd aan de GT-racerij, terwijl het de verantwoordelijkheid
voor de toerwagens (behalve de motorruimte, die heilig bleef) overdroeg aan Bigazzi in
Duitsland, terwijl het Schnitzer verving voor de mondiale FIA GT-verplichtingen.
Technisch was de McLaren F1 GTR voor 1997 zeer radicaal veranderd in een slimme S70/3
gecodeerde Motorsportontwikkeling van 6,1 liter tot minder dan 6 liter en van 6064 cm³
naar 5990 cm³. Dat betekende een bijna vierkante motor (86 x 86 mm, of volgens sommige
bronnen een slag van 85,95 mm).
Het maximum koppel daalde naar 70,0 mkg bij 1000 toeren hoger op de schaal (5000/min-¹)
en het vermogen viel moeilijk te handhaven op 604 pk. Het punt was dat het nu door de FIA
gepromote GT-kampioenschap een gewichtsverlaging toestond bij de nieuwe (kleinere)
motorinhoud. Een 75 kg lager racegewicht (totaal 970 kg) zou de gewicht-vermogen
verhouding van 1996 overduidelijk verbeteren.
De versnellingsbak was ook nieuw. In plaats van de dwarsgeplaatste bak met H-patroon en
McLaren behuizing en de racebakken met rechte vertanding die gebruikt werden op Le Mans in
1995 en 1996, kreeg de GTR van 1997 een sequentiële transmissie van X-trac in
Groot-Brittannië.
Om hem op Le Mans vanaf 330 km/h te kunnen laten stoppen, koos McLaren weer voor koolstof
schijfremmen, dit keer 381 mm groot, maar omklampt door Brembo remklauwen met acht zuigers
in plaats van vier. Ze waren verborgen achter de gebruikelijke OZ velgen met een breedte
van 10,85 inch voor en 13 inch achter. Er werd nu gerekend op bochtenkrachten van 2,5 G,
eerder regel dan uitzondering niveaus van Grand Prix-wagens.
Een herzien koolstofvezel chassis was noodzakelijk om de verdere gewichtsverminderingen te
ondersteunen, een elektronische dataverwerving en instrumentatie van TAG werden toegevoegd
aan de specificaties van 1997 voor de acht geplande racechassis.
Terugkijkend op drie seizoenen (1995-97) raceontwikkeling, verklaarde Murray: "Als ik
me er op toegelegd had een race McLaren-BMW te ontwerpen, zou ik nooit tijd hebben gewijd
aan het realiseren van een geluidssysteem met een duidelijk gedefinieerd gewicht,
airconditioning of de wielophanging met geluidsisolerende rubbers. Eigenlijk zou de F1 er
niet hebben uitgezien zoals hij er nu uitziet en zou hij ook de unieke bagageruimtes niet
hebben gehad waar meer in past dan in sommige gezinsautos! In plaats van 25
autos per jaar zouden we er in totaal 6 hebben verkocht!"
Terugkijkend op alle modificaties, zegt Murray: "De racer van 1995 was echt een
omgebouwde straatauto met 30 % modificaties. Die van 1996 was al een halve raceauto. Het
werk aan de motor was behoorlijk uitgebreid bij BMW Motorsport, inclusief het trager maken
van de olie- en waterpomp. De versnellingsbak was iets lichter we deden meer
racegeoriënteerde fabricage, en er waren andere gietstukken en veel meer lichtgewicht
materialen.
Voor 1997 hadden we de oorspronkelijke percentages waarschijnlijk omgedraaid. Nu hadden we
een 70 % raceauto naar GTR-specificaties en hadden we nog 30 % straatauto
Maar het
is belangrijk om je te herinneren dat al onze basisprincipes centrale rijpositie,
de midscheeps gemonteerde BMW V12, ophangingssytemen allemaal behouden
bleven", zei Murray met terechte trots.
Eén opmerkelijk ontwikkelingspunt was dat McLaren een zwaar ABS-programma uitvoerde voor
de GTR van 1997, in samenwerking met het Duitse ITT Teves. Dat was een vereiste omdat de
autoriteiten op Le Mans dit toe leken te gaan staan, hoewel het niet mocht in de BPR of
FIA World GT-series
..en de straatversie van de F1 geen ABS heeft.
De link tussen de GT-raceauto en de straatauto bij McLaren was er duidelijk niet bij de
Porsche "911", de Nissan 390-TWR op Le Mans of bij de Mercedes CLK. Die waren
allemaal puur gecreëerd om te racen en er waren geen straatversies van te koop toen ze
voor het eerst raceten.
Jeff Hazell, chef van McLaren/BMW Motorsport bij de GT Racing- en
toerwagenprogrammas, herinnerde me aan een ander uniek aspect van de GT-operatie. De
klantenservice is verbazingwekkend en is een integraal onderdeel geweest van de manier
waarop McLaren-BMW racet, met technici, een vrachtwagenlading met reserveonderdelen ter
waarde van $ 3,3 miljoen, en technische ondersteuning die inherent is aan het begeleiden
van diegenen die (zoals Bscher en Bellm) deelnemen aan een dergelijk klantgericht
programma. Door monitor telemetrie en radioberichten zijn de klantondersteunende technici
van McLaren er soms in geslaagd een component paraat te hebben voor de onvermijdelijke
pitstop, nog voordat de teams wisten dat ze een probleem hadden!
In tegenstelling tot de normale racepraktijk, waren er weinig trucs of ontwikkelde
onderdelen die niet vrij beschikbaar waren voor klanten, totdat McLaren de door BMW
gefinancierde aanval van Bigazzi op Le Mans in 1996 moest ondersteunen, inclusief een
voorafgaande warm-up race op Silverstone. Daarna nam het ontwikkelingstempo toe.
De volledige klantenservice bleef bestaan, samen met de verkrijgbaarheid van de GTR met
lange staart van 1997 voor ongeveer $ 1,98 miljoen. Een Schnitzer-McLaren alliantie voor
Le Mans 1997 en FIA GT kampioenschapsraces betekende dat er een door de fabriek
gefinancierde stroom van ontwikkelingsonderdelen zou zijn, waarbij de prioriteit bij deze
GTRs lag, die het ontwikkelingstempo bepaalden klanten bleven rijden met bewezen
onderdelen.
RACEGEGEVENS 1995-97
Het toppunt aller toppunten was de winst op Le Mans in 1995, maar de "Big Mac"
presteerde meer dan dat. Zijnde meer dan 5000 km getest vanaf januari 1995 en bestemd om
6000 succesvolle kilometers op Le Mans te doorstaan, leek de eerste GTR (001) een
langdurige winnaar te zijn. In feite wàs de GTR een rasechte winnaar, vanaf zijn debuut
in februari 1995 in de 4 uur van Jerez, Spanje, via Le Mans (de eerste keer dat het een
fabrikant lukte bij zijn debuut de 24 uur klassieker te winnen), tot de laatste, 3 uur
durende confrontatie in Zhuhai in China. In overweging genomen dat er Porsche
klantenautos (twin-turbo GT2 911) en Ferraris (twin-turbo F40) tot de
concurrentie behoorden, konden McLaren en BMW trots zijn op dat seizoen. Ze wisten dat ze
bijzonder veel dank verschuldigd waren aan de pionierende klantenteams van GTC en West.
Meteen vanaf de openingsronde op Jerez ontwikkelde de BPR Global series zich tot een duel
tussen de GTC McLaren-BMWs van Ray Bellm (geleid door voormalig Williams Formule 1 manager
Michael Cane) en de door David Price gerunde door West sigaretten gesponsorde McLarens,
geïnspireerd door Thomas Bscher en uitzonderlijk medebestuurd door John Nielsen.
Alle drie de McLaren BMWs bewezen minstens twee seconden per ronde sneller te zijn dan de
snelste Porsche GT2 in die openingsrace, maar de finishvlag viel na vier uur racen
toepasselijk voor Ray Bellms auto (die hij deelde met Maurizio Sala) met slechts 16
seconden voorsprong op de beste Porsche.
Er deden vier McLarens mee aan de tweede race op Paul Ricard in Frankrijk en ze finishten
eerste, derde, vierde en zevende. De betrouwbaarheid van de belangrijkste mechanische
componenten was al boven verwachting. Volgens Gordon Murray waren er slechts drie
uitvallen van McLaren-BMWs door mechanische pech in de 51 starts in hun debuutseizoen
een ongeëvenaard succes voor welke raceauto dan ook, maar zeker voor een winnende
V12.
Ondanks fellere tegenstand van Ferrari op hun thuiscircuit Monza (de voormalige Zweedse
toerwagen-aas Anders Olofsson zette de Ferrari Club Italia F40 op pole position) en een
Porsche die driekwart van de race de leiding had, won McLaren in 1995 weer in Italië.
Deze keer was het het West-koppel, bestaande uit voormalig Le Mans winnaar Nielsen en
eigenaar Bscher, dat voor McLaren-BMW de krappe drie-op-een-rij voltooide.
Er deden zes McLaren-BMWs mee aan de 4 uur van Jarama, Spanje: één Big Mac sloeg over de
kop (de veiligheidsuitrusting deed zijn werk) voor de wedstrijd. De tempobepalers
Bellm/Sala en Nielsen/Bscher behaalden een een-tweetje voor McLaren, net 17 seconden voor
de lastige Larbre Porsche.
Dit was de trend van het debuutjaar. McLarens met BMW-motoren wonnen op twee na alle
twaalf BPR Karcher Global GT kampioenschapsronden in 1995, plus een imposante
één-drie-vier-vijf-dertien finish van de Big Mac BMWs op Le Mans. Een ander bewijs van
de betrouwbaarheid van de F1 GTRs is dat vijf van de zeven autos finishten op Le
Mans. De twee die niet finishten waren betrokken bij ongevallen dus het waren geen
mechanische storingen die hen deden uitvallen.
Die Le Mans-overwinning was nog twijfelachtig tot de laatste twee uur van de 24 uurs
marathon. Er was een kans van 2 : 1 dat het goed zou uitpakken voor McLaren-BMW , want
zondagochtend zaten er twee McLarens bij de eerste drie. Die andere kanshebber was de
55-jarige Mario Andretti die een Courage Porsche deelde en kans maakte om het record van
Graham Hill te evenaren, dat bekend staat als de Holy Grail van de autosport: het winnen
van Indianapolis 500, het Formule 1 Wereldkampioenschap en Le Mans.
Als Derek Bell had gewonnen in de door Harrods gesponsorde McLaren F1 die hij deelde met
zijn zoon Justin, zou dat een evenaring hebben betekend van het recordaantal Le
Mans-overwinningen behaald door één persoon: Bell heeft vijf keer gewonnen. De Belg
Jacky Ickx zes keer.
Maar het mocht niet zo zijn. De pure snelheid van J.J. Lehto gaf de winnende doorslag,
samen met die van zijn medecoureurs, de drievoudige Franse winnaar Yannick Dalmas en
Masanori Sekiya, de eerste Japanner die Le Mans won. Zij deelden de vader van alle GTRs,
de prototype GTR 001 ontwikkelingsauto die was verhuurd aan Kokusai Kaihatso en werd
gemanaged door Paul Lanzante in zijn sinister-zwarte Stealth bomberjack.
GTR 001 kwam bereikte de leider om 9.00 uur s morgens, toen Lehto Justin Bells
voorsprong decimeerde. Maar hij liet de leiding aan de Harrods McLaren tijdens de beurten
van Bell sr. En voormalig winnaar Andy Wallace. De door Ueno gehuurde F1 kwam uiteindelijk
voorgoed op kop te rijden toen de andere F1 begon te lijden onder de duidelijk
onvermijdelijke versnellingsbak/koppelingsproblemen die veel van de voorin rijdende
McLarens teisterden.
Lehtos meesterschap in de middernachtelijke uren is op video opgenomen en maakt het
ons mogelijk steeds weer te genieten van dit winnende debuut. Het was een privilege om een
schandalig ondergewaardeerde voormalig Grand Prix coureur zijn superioriteit te zien tonen
aan het stuur van de bulderende BMW.
Het gebruik van de magische lichtgewicht cameratechnologie maakt dat je bijna de koppeling
kunt mee-intrappen met de winnende coureurs. Je kunt door de lange zes versnellingen heen
gaan tot 320 km/h, de schommelhefboom double-wisbone voorwielophanging en de lange
veerpoten/coaxiale double-wishbones achterwielophanging uitrekken, deze ultieme
achterwielaandrijver door de natte circuitdelen sturen, en de anderen eraf zien schuiven.
De McLaren bleef verbazingwekkend verraderlijke tractie bieden, en acceleratie die Lehto
vrolijk uitbuitte met ouderwetse power slide.
Lehto aan de kant gezet door het Benetton Grand Prix-team nadat hij te snel voor
een goed herstel was teruggekomen na een zware testcrash reed heroïsch op Le Mans
1995, ondersteund door de solide snelheid van Dalmas, die na deze race een record van drie
zeges uit vier deelnames op zijn naam had staan. Lehtos legendarische prestatie was
de McLaren 10 tot 15 seconden per ronde sneller rond het op sommige plaatsen natte circuit
rijden dan de tegenstanders. De kalme Fin zei na afloop grijnzend: "We hebben s
nachts flink doorgezet. De versnellingsbak werd een beetje stijf om twee uur s
morgens, maar verder waren we oké". Zijn team manager leek meer onder de stress te
lijden in zijn poging de uitbundige Lehto in bedwang te houden.
Een van de andere seizoensbekers die door de succesformule van McLaren-BMW werden
verzameld, was die van het BPR Kampioenschap voor rijders (Thomas Bscher/John Nielsen).
Die ging naar het regelmatige West/Price Racing, terwijl de rivalen van GTC/Gulf de helft
(vijf) van alle McLaren-BMW-zeges van het debuutseizoen wonnen, maar zich toch tevreden
moesten stellen met een derde plaats in de stand voor het rijderskampioenschap.
Tijdens het tien maanden durende seizoen van 1995 creëerde McLaren de GTRs 01 tot en met
08, maar er waren dat jaar eigenlijk maar zeven complete GTRs, want nummer vier was
gebaseerd op de GTR 08 die bedoeld was om te worden heropgebouwd na het ongeluk in Spanje
waarbij hij over de kop sloeg. Voor 1996 was de ontwikkelings-GTR nummer 10, terwijl er in
april 1997 aan GTR 14 werd gebouwd en GTR 15 rondreed en tot nader order dienst zou gaan
doen als onderdelendrager voor onverwachtse (meestal on-)gevallen.
Porsche was duidelijk niet van plan zijn traditionele territorium in de endurance GT
racerij af te staan aan een invasie van McLaren-BMWs, en in 1996 kwamen ze terug met een
volledig fabrieksteam. Porsche kwam niet met een 911 met motor achterin, maar met een
middenmotor-911. Afgezien van de koolstofvezel carrosserie had hij duidelijk veel weg van
zijn voorvader, de in de jaren 80 dominante Groep C World Sports Car. Deze "911"
kwam alleen in aanmerking voor een officiële klassewinst (tweede en derde overall) op Le
mans, omdat hij deelnam aan geselecteerde BPR-races die geen punten opleverden. En die
races trouwens ook won.
Dit leidde in 1996 tot de bespottelijke situatie dat Porsche de prestigieuze races zoals
Spa in België en Brands Hatch in Groot-Brittannië won, maar dat in het puntenklassement
alleen McLaren-BMWs staan. Gulf/GTC Motorsport werd voor zijn loyaliteit aan de F1 beloond
met de rijderstitel van de BPR (eigenaar/rijder Bellm met de populaire Anglo-Amerikaanse
sports car winnaar James Weaver) door vijf overwinningen. In feite was dat gebaseerd op
het aantal keren dat de Gulf/GTC Motorsport het maximum aantal punten behaalde, want de
Porsche was in 1996 zo goed als onverslaanbaar.
De door Porsche gemotoriseerde autos finishten een-twee-drie, maar de fabriek in
Stuttgart was niet in extase. De winnende machine was een open raceontwerp van TWR
(bedoeld voor Jaguar op Daytona en Sebring) en werd ingezet door Joest met een platte
zescilinder Porsche turbomotor. De Joest-Porsche hybride liet de twee fabrieks
"911s" de mindere twee podiumplaatsen. Een van de winnende coureurs was de
voormalige BMW GTR-piloot Davy Jones.
Het beste wat de McLaren-BMWs presteerden op Le Mans 1996 was een vierde plaats overall
voor de West/DPR-machine van John Nielsen/Peter Kox en Thomas Bscher. Geprikkeld door de
behoefte een sneller tempo te handhaven dan iedereen zou hebben kunnen voorzien onder de
hete omstandigheden, reden de andere McLarens hun minst betrouwbare race.
Versnellingsbakken bezweken, maar een absurdere vertraging overkwam de Planet
Hollywood/BMW North America F1 gereden door Danny Sullivan/Johnny Cecotto?Nelson Piquet.
Hij viel terug van de zesde naar de tiende plaats toen een luchtkruk niet werkte en wist
zich uiteindelijk nog terug te vechten tot een achtste plaats overall.
1997 en verder
Seizoen 1997, waarin de BPR werd opgevolgd door het FIA World Endurance GT Racing
Kampionschap, was slechts drie races oud, toen het duidelijk werd dat BMW
Motorsports afsprakk met Schnitzer om te gaan werken met een herontwikkelde McLaren
GTR vreselijke gevolgen had.
De drie coureurs van het team hadden alle drie de wedstrijden gewonnen ondanks de
formidabele tegenstand van de nieuwere Porsche- en Mercedes-ontwerpen. De combinatie van
Steve Soper/J.J. Lehto was zeer effectief met winst in twee van de drie races.
Voor Le Mans 1997 ondersteunde BMW Motorsport (München, McLaren en Schnitzer met in
totaal 60 man personeel) twee aerodynamisch gewijzigde GTRs en zes fabrieksrijders: winnar
van 1995 J.J. Lehto, zijn gewoonlijke partner en winnaar van 1997 Steve Soper, Roberto
Ravaglia, BMW testrijder voor 1997 Eric Helary, BMW testrijder voor 1996 Peter Kox, en de
wereldkampioen Formule 1 1982 Nelson Piquet.
Er deden nog veel meer McLaren-BMW GTRs mee (zes in totaal), maar het ondersteunde team
was Gulf Team Davidoff/GTC Motorsport. Zij zetten twee GTRs in met een half dozijn
rijders, onder wie de BPR-kampioenen van 1995 (Bscher/Nielsen) en 1996 (Bellm).
Gordon Murray werkte meer dan vijf weken aan de aerodynamica voor Le Mans. "We
zochten naar het evenwicht tussen maximale snelheid en een goed brandstofverbruik. De
enorme snelheden op de lange rechte stukken maken Le Mans tot een Mekka voor
aerodynamici". De duidelijkst zichtbare modificatie was een 70 mm grotere
achtervleugel, maar het meeste werk ging zitten in het verborgen onderbuikje om de
luchtweerstand verder te verbeteren. Murray bestudeerde ook de optimalisering van de
luchtstroom over de bovenzijde van de carrosserie, inclusief de luchtinlaatsnorkel op het
dak.
Mechanisch veranderde er weinig de 5995 cm³ V12 leverde de gebruikelijke 604 pk
maar dat was misleidend omdat ze minder gestresst waren. Ze mochten lucht aanzuigen
door twee 35,2 mm air restrictors, in plaats van de gebruikelijke 34,3 van de FIA GT. Paul
Rosche meldde dat er om redenen van brandstofverbruik een limiet van 8000/min-¹ was
ingesteld.
Hij voegde eraan toe dat de prioriteit bij het opbouwen van de Münchener V12 was geweest
alles toegankelijk te houden voor snelle service bij pit-stops. Ze vergrootten de
capaciteit van de wisselstroomdynamo om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar
elektriciteit in 24 uurraces, en bouwden een marge in voor noodsituaties.
Le Mans was de race waarin McLaren-BMW het ITT Teves ABS mocht gebruiken dat het had
ontwikkeld met enorme eenmalige kosten. Tot de andere extra uitrusting behoorde
hydraulische rembekrachtiging voor de remklauwen met acht zuigers en de massieve schijven
van 380 mm voor en 355 mm achter.
Er was extra luchtkoeling voor de coureurs, omdat er rekening werd gehouden met het feit
dat ze acht uur lang in vier sessies van twee uur in een cockpit zouden zitten waar de
temperatuur anders zou oplopen tot ruim 32 °C. Deze comfortverhogende zaken zorgden voor
een gewichtstoename van de gebruikelijke 950 kg tot ongeveer 1000 kg.
Tegenwoordig zijn er op het 13,6 km lange circuit chicanes ingelast op het 5,5 km lange
rechte eind van Hunaudieres, maar de McLaren GTRs bereikten in de kwalificatie nog steeds
een stevige 320 km/h.
Le Mans 1997 zal waarschijnlijk worden beschouwd als een historische teleurstelling door
de BMW-directeuren die heel graag nog een Le Mans zege wilden om een nog groter budget
voor de toekomst te kunnen beloven. In feite waren de tweede en derde plaats overall
van zes deelnemende autos uitstekende prestaties, maar BMWs
excellente brandstofverbruik woog niet op tegen het tempo dat vereist was om Porsche te
verslaan. De laatste fabrieks Porsche vloog in de afsluitende uren in brand, zodat een
open sportwagen van Joest Porsche zonder ondersteuning van Stuttgart voor het tweede
achtereenvolgende jaar won.
McLaren-BMW had op Le Mans ook met spectaculaire branden te maken: in de laatste training
ging een van de Gulf GTC-machines reddeloos verloren. In de race ontplofte een Big Mac die
kort achter de leidende Porsche reed, maar die werd niet zo heel erg beschadigd. In alle
drie de gevallen ontsnapten de Porsche- en BMW-coureurs zonder verwondingen. Dat zulke
topteams moesten lijden onder dergelijke branden op hoge snelheden, was een zaak van
intensief onderzoek. De enige bekende oorzaak was een gescheurde olieleiding van de
versnellingsbak in het geval van het trainingsongeluk van de Gulf McLaren.
Na Le Mans 1997 zorgden BMW, Schnitzer en McLaren voor de belangrijkste tegenstand voor de
steeds succesvollere groep Mercedes CLKs. AMG-Mercedes stond voor op punten in het
rijderskampioenschap in september 1997.
Op de IAA in Frankfurt in september 1997 kondigde BMW formeel
deelname aan de Formule 1 aan met Williams Grand Prix Engineering, met een auto die BMW
Williams zou gaan heten, en het beloofde plechtig dat het debuut in het jaar 2000 zou
zijn. Fabrieks-insiders zeiden dat de V10 voor het eerst in oktober 1997 zou draaien in de
Preussenstrasse, maar er was nog geen overeenstemming bereikt over tests in een auto
vóór 1999.
BMWs Karl Heinz Kalbfell beloofde dat Williams en BMW met een open sport racer
zouden deelnemen aan Le Mans 1998. Deze BMW Williams zou de nierengrille dragen en kon
later een hardtop krijgen om weer tegen Mercedes te gaan strijden in GT-races.
Die vrijage met Williams, met de planning dat BMW Motorsport GmbH bij Williams zou gaan
intrekken in plaats van bij McLaren te blijven, veroorzaakte officieel geen breuk in de
verbinding met McLaren aan het eind van 1997. Die houden nog steeds in: FIA GT-racing en
toerwagen ontwikkeling. Maar zowel Schnitzer als Bigazzi hadden programmas voor 1998
nodig als hun verbinding met BMW zou blijven bestaan, en het leek erop dat er een bepaalde
manier van low-profile ondersteuning van de FIA GT McLarens voor 1998 door BMW Motorsport
zou ontstaan.
Vertaling: Bram Visser, 1999.