BMW
2800 AUTOMATIC
SCHAKELWEIGERAAR
Uit:
auto motor und sport 6/1970. Door: Reinhard Seiffert. Vertaling: Bram Visser,
2005.
De
BMW 2800 ziet er uit als een brave limousine. Maar in werkelijkheid is hij dat
helemaal niet. De dag waarop er bij BMW zacht geveerde, comfortabele
automobielen uit de fabriek rollen, is nog niet gekomen. In München zijn ook de
limousines sportwagens.
Dat
daaraan behoefte bestaat, heeft het verkoopsucces bewezen. Een Porsche ziet er
mooi uit en rijdt goed. Maar met een vijfkoppige familie op vakantie gaan –
dat kan men er niet mee. Met de BMW kan men dat wel.
Eigenlijk
past zo’n auto helemaal niet bij deze tijd. Wie tegenwoordig psychologie
studeert, leert iets over de drift tot agressie. En tot de bijzonder zwarte
agressieschapen van de huidige maatschappij behoren de rijders van sportieve
auto’s. De anti-sportwagenkoers in de verkeerspsychologie heeft zulke
uitgesproken vormen aangenomen, dat BMW een huispsycholoog moest engageren:
professor Bernt Spiegel, voormalig bijrijder van coureur Richard von
Frankenbergs. Spiegel zorgde voor een moderne BMW-psychologie: BMW rijders
moeten weliswaar van het Münchense merk houden, maar daarmee niemand in de weg
lopen respectievelijk rijden.
Men
liet het echter niet alleen bij psychologische maatregelen, maar riep ook
technici te hulp. Als men al een zescilinder van de edelste soort heeft
geconstrueerd, dan wil men toch duidelijk maken dat deze motor niet alleen deugt
om er volgas mee in de hoogste toerengebieden te verkeren. Hij is ook geëigend
voor een ‘aangepaste’ rijwijze – vooral in combibatie met een automaat.
Van
München naar de Bodensee is er weliswaar nog geen Autobahn, maar toch een
drukke verbinding. De door graaf Zeppelin in het leven geroepen tandwielfabriek,
inmiddels met het machtige Amerikaanse versnellingsbakconcern Borg-Warner
verbonden, zou graag heel Duitsland van automatische versnellingsbakken
voorzien. Maar alleen BMW bleef als Duitse klant over, omdat Daimler-Benz, Ford,
Opel en VW hun transmissies zelf bouwen. In de BMW 2000 heeft de
drieversnellingsautomaat van ZF zich allang bewezen. In de 2800 wordt in
principe dezelfde bak gebruikt, alleen wat aangepast aan het hogere vermogen. De
verkoopcijfers van de BMW 2000 automatic zijn niet echt verpletterend, maar toch
heeft deze auto bewezen dat ‘sportief’ motorkarakter en automatisch rijden
best verenigbaar zijn. BMW had de transmissie namelijk zo afgesteld, dat de
middelste versnelling ongeveer overeenkwam met de derde versnelling van een
gewone vierbak, terwijl de eerste versnelling samen met de koppelomvormer de
bereiken van de eerste en tweede versnelling dekte. Met de voldoende ver
reikende middelste versnelling was de – in de begintijd van de automaat vaak
voorkomende – fout vermeden, dat men al vanaf 80 of 85 km/h in de hoogste
versnelling moest rijden.
Uitgangspunt
voor een dergelijke afstelling is een motor die enerzijds veel toeren kan
draaien, maar anderzijds ook in het onderste en middelste toerenbereik soepel is
en trekkracht heeft. Dat is bij de 2000 het geval, maar nog meer natuurlijk bij
de grootste uitvoering van de nieuwe zescilinder, de 2800.
Er
zijn al ettelijke lovende woorden gesproken over deze motor en zelfs in de
constructiekantoren van de concurrentie geeft men toe, dat het een zeer
geslaagde krachtbron is. Zijdezachte, trillingsvrije loop, weinig lawaai ook bij
hoog toerental, goed e trekkracht bij laag toerental, een laag verbruik en
gunstige uitlaatgassamenstelling maken hem tot hét voorbeeld, dat er in de
zuigermotor nog ontwikkelingsmogelijkheden steken. De hoge toerentallen die hij
moeiteloos bereikt, bestempelen hem tot een sportieve motor, maar toch levert
hij ook onderin het koppel, dat men in deze volumeklasse verwacht.
Wie
zich bij een automaat iets reddeloos burgerlijk, zondagsrijdersachtigs
voorstelt, moet zich maar eens door een getalenteerde bestuurder (een niet
getalenteerde is af te raden) in de 2800 over de Nürburgring laten rijden.
Waarbij deze bestuurder zich vantevoren verplicht de keuzehendel onderweg niet
te gebruiken.
Dan
blijkt namelijk waartoe een goede motor en een juist afgestelde automaat toe in
staat zijn. De beïnvloedingsmogelijkheden van de bestuurder beperken zich in de
rijstand (bij BMW heet die stand ‘A’) tot het gaspedaal: doortrappen
(kickdown) bewerkstelligt – in de onderste versnellingen – terugschakelen,
gas loslaten leidt afhankelijk van de dosering vroeg of laat tot het inschakelen
van de hoogst mogelijke versnelling.
Omdat
de automaat dom is, schakelt hij ook omhoog als men, bijvoorbeeld voor een
krappe bocht, slechts eventjes het gas moet loslaten, maar eigenlijk omwille van
een betere acceleratie in de lagere versnelling zou willen blijven. Dit
opschakelen verhindert het remmen op de motor, men moet de naderende bocht met
het rempedaal aanremmen. Maar het opschakelen en – bij gas geven – het erop
volgende terugschakelen gebeuren zo zacht, dat alleen opmerkzame meerijders het
merken. Natuurlijk zou men voor optimale Nürburgringtijden dit proces proberen
te vermijden en terugschakelen naar stand ‘2’ om zo het opschakelen te
verhinderen. Maar in het normale wegverkeer, waar het niet om optimale tijden
gaat, is dat bijna altijd onnodig. Alleen in bergachtige gebieden kan men, als
men het onnodige heen- en weerschakelen hinderlijk vindt, er gebruik van maken.
Noch zeldzamer gebruikt men stand ‘1’, die de onderste versnelling vasthoudt
– dat is een manoeuvreerstand voor onbegaanbare gebieden.
Met
andere woorden: ook wie van ‘effectief’ rijden houdt (om het woord
‘sportief’ te vermijden), zal met de automaat na korte tijd zeer tevreden
zijn. Hier een paar kenmerken:
·
De onderste
versnelling kan men tot 66 km/h door kickdown halen, pas bij 74 km/h schakelt de
automaat bij doorgetrapt gaspedaal op naar de middelste trap.
·
De middelste
trap kan men – ook in stand A – tot 119 km/h halen en tot 124 km/h
uitrijden.
·
Bij
gedeeltelijk ingetrapt gaspedaal schakelt de automaat al bij 16 km/h in de
middelste en bij 46 km/h in de bovenste versnelling.
Een
verzorgde boulevard flaneerstijl met minitoerentallen is dus zonder problemen
mogelijk. Maar voor het tegendeel is ook gezorgd, namelijk voor het extreem
uitrijden van de twee versnellingen bij vastzetten in stand 1 en 2:
·
De eerste trap
laat zich uitrijden tot 90 km/h (dat is bij 6800/min),
·
De tweede trap
reikt tot 150 km/h (bij 6700/min).
Dat
zijn, zoals men al aan de toerentallen ziet, uitzonderingen, en normaal
gesproken zal niemand daar gebruik van maken. Maar toch, de motor doet het
zonder klagen en de automaat verslaat met deze versnellingsbereiken menig
eerbare vierbak.
Automatisch
is de 2800 niet zo snel als met handschakeling. Toch bracht de testwagen het nog
tot over de 190 km/h en de acceleratie van 0 tot 100 km/h bedroeg 11,3 s. Dat
zijn wakkere waarden, die niet veel onderdoen voor die van een Porsche 911
Sportomatic. Ze hoeven niet al te duur betaald te worden: het gemiddelde
verbruik van de testwagen bedroeg onder ongunstige winterse omstandigheden (er
werd veel met spikes gereden) 19,1 l/100 km. Onder normale omstandigheden moet
men rekenen op waarden tussen 15 en 20 l/100 km, afhankelijk van traject en
rijwijze.
Tot
nu toe hadden keuzehendels op de middenconsole ook altijd daar hun aanduidingen
staan. BMW heeft een nieuwe manier gevonden: de standen van de schakelcoulisse
zijn blind, de aanduidingen van de ingeschakelde standen vindt men op het
dashboard bij de controlelampjes. Dat vraagt gewenning – het zou makkelijk
zijn als de standen ook op de schakelcoulisse zouden staan. Maar het heeft ook
een voordeel: dat men ze altijd kan aflezen, want in het donker bij
ingeschakelde verlichting ziet men de verlichte standen op het dashboard.
Afgezien
van deze bijzonderheid onderscheidt de 2800 Automatic zich niet van de
handgeschakelde uitvoering, waarover auto motor und sport eerder berichtte. Het
schakelcomfort verzacht een beetje de nervositeit van het edele renpaard, dat
niet met de andere boerenpaarden wil meeploegen: men houdt het in een kruipende
colonne beter uit en absorbeert het stadsverkeer met een minimum aan spier- en
zenuwkracht. En dan nog blijft het BMW-karakter onvervalst – daarvoor zorgt de
motor.
Daarvoor
zorgt echter ook de vering. Als de oude Grieken al automobielen zouden hebben
gekend, dan zou in het ascetische Sparta niet de Mercedes, maar de BMW tot
staatskaros zijn uitverkoren. Vooral bij langzaam tempo en lege auto bemoeien de
veren en dempers zich weinig met het absorberen van wegoneffenheden. De 2800,
standaard met niveauregeling en dwarsstabilisatoren aan de achteras, voelt nog
een beetje harder dan de 2500. Pas bij zware belasting zijn er comfortvoordelen:
de niveauregeling zorgt ervoor dat de volledige veerreserve behouden blijft, de
vering wordt door de belading duidelijk makkelijker aangesproken.
De
rijeigenschappen worden door de dwarsstabilisatoren positief beïnvloed: de 2800
is minder overstuurd dan de 2500, hij is in bochten in het grensbereik goed
onder controle te houden. Een ander voordeel is het standaard sperdifferentieel.
Het werkt het doordraaien van de achterwielen tegen en vergemakkelijkt daarmee
– vooral op winters glad wegdek – het wegrijden. Maar de werking ervan is
opzettelijk beperkt, omdat een sterk werkende sper het bochtenrijden
bemoeilijkt. In extreme gevallen kan het dus voorkomen dat men bij het wegrijden
blijft hangen. Bijzonder geschikt voor de winter is de BMW toch al niet,
spijkerbanden zijn in elk geval noodzakelijk.
Over
de werking van de stuurbekrachtiging van de BMW, eveneens een ZF-product, zijn
de meningen verdeeld. Het is ook een kwestie van smaak, omdat hij relatief
weinig wegdekcontact doorgeeft. De speciale besturingsconstructie vraagt – ook
zonder bekrachtiging – voor koerscorrecties op hoge snelheid tamelijk grote
stuuruitslagen. Bij de normale besturing worden de anders zo lichte
stuurkrachten bij het manoeuvreren in kleine ruimte helaas te groot, en daarom
is de stuurbekrachtiging op den duur een merkbaar gemak.
Met
stuurbekrachtiging kost de 2800 Automatic 20.623 mark en dat is bepaald geen
kleinigheid. Men moet hem als completering van het programma zien – hij zal
niet echt geschikt zijn om de verkoopstatistieken aan te voeren. Maar als men
kiest voor een 2800, dan is de versie met automaat en stuurbekrachtiging het
optimum van bedieningsperfectie – met onveranderd BMW-typisch rijkarakter.
TER VERGELIJK |
BMW 2800 A |
Mercedes |
Opel Admiral 2.8A |
Rover 3.5 A |
Volvo 164 A |
|
automatisch |
handgeschakeld |
|||||
Cilinderinhoud cm³ |
2788 |
2778 |
2784 |
3528 |
2978 |
|
Pk bij 1/min |
170/6000 |
160/5500 |
165-5600 |
149/5250 |
130/5000 |
|
Prijs in DM |
19.913 |
21.090 |
17.983 |
17.455 |
18.000 |
|
Acceleratie in s |
||||||
0 – 60 km/h |
5,7 |
5,7 |
5,2 |
5,7 |
5,9 |
6,7 |
0 – 80 km/h |
8,2 |
8,1 |
7,7 |
8,2 |
9,1 |
9,9 |
0 – 100 km/h |
11,8 |
11,3 |
11,2 |
11,7 |
13,0 |
14,5 |
0 – 120 km/h |
16,0 |
15,5 |
16,0 |
15,7 |
17,9 |
20,6 |
0 – 140 km/h |
22,7 |
21,3 |
22,2 |
23,0 |
25,4 |
32,0 |
0 – 160 km/h |
33,0 |
31,0 |
33,4 |
34,1 |
36,8 |
51,6 |
0 – 1000 m |
32,8 |
32,4 |
32,7 |
32,9 |
33,5 |
35,6 |
Topsnelheid |
190,5 |
190,5 |
185,0 |
190,5 |
188,5 |
170,0 |