BMW
ALPINA 2800 CS RACETOERWAGEN
HAAL OP!
Uit auto motor und sport 15/1970. Door Manfred Jantke. Vertaling;
© Bram Visser, 2005
Om het Europees Toerwagenkampioenschap concurreert dit jaar een auto die
enigszins uit de toon valt. Als het zijn bestuurder tijdens de race te heet
wordt, kan hij elektrisch de ramen openen, bij het beslaan van de achterruit de
elektrische achterruitverwarming inschakelen, diverse asbakken met peuken
vullen, als hij een tenminste een hand vrij heeft om te roken, en ook verder
gebruikmaken van het comfort van een luxe wagen. Er is sprake van de BMW-Alpina
2800 CS, Duitslands zwaarste en krachtigste racetoerwagen, die auto motor und
sport in Hockenheim voor proefritten en prestatiemetingen ter beschikking stond.
Zwaargewicht
De firma Alpina, gerenommeerd BMW-tuningsbedrijf en vorig jaar tweede bij het
EK, durfde iets waartoe Daimler-Benz niet besluiten kon: een zwaargewicht op het
circuit sturen. Weliswaar lagen de verhoudingen bij Daimler nog scherper –
hier stonden ongeveer 1500 kg en 400 pk ter debat – maar ook Alpina sleept
bijna 300 kg meer door de bochten dan de concurrentie en heeft daarvoor 300 pk.
Het idee om het luxe BMW-model om te bouwen tot een racewagen is een interessant
technisch probeersel. Tot nu toe verliep het problematisch en succesvol
tegelijk, want het stelde de Alpina-technici voor een reeks technische hordes en
leverde hun de eindzege in Monza en een tweede plaats in Brno op. De aanname dat
de grote zescilinder de succesvolle, maar reeds vorig jaar aan zijn
vermogensgrens gekomen BMW 2002 TI in prestaties kan overtreffen, is reeds juist
gebleken.
De CSi (= internationale autosportcommissie - BV) was niet vriendelijk gestemd
toen zij het homologatiegewicht voor de 2800 CS op 1215 kg vaststelde, zoveel
als de wagen met zijn complete luxe uitrusting weegt. In tegenstelling tot de
razende koekblikken van de concurrentie moet de BMW elektrische raambediening,
vloertapijt, zijn houtfineer dashboard, alle armsteunen en handgrepen, alle
bergruimtes inclusief de middenconsole alsmede de comfortabele achterstoelen op
het circuit mee uit rijden nemen. Voor de toepassing van beproefde lichte
onderdelen van plexiglas, aluminium of kunststof is door het hoge
homologatiegewicht een stokje gestoken. Gelukkig liet de voortreffelijke
BMW-zescilinder zich net zo goed als zijn viercilinder broer op vermogen
brengen. Conform het reglement tot 3 liter vergroot (boring x slag = 89 x 80
mm), levert de Alpina-machine 300 pk bij 7000/min, en bij 5500 toeren een vet
koppel van 330 Nm. Daaruit resulteert een specifiek gewicht van iets meer dan 4
kg/pk, wat heel dicht ligt bij dat van de scherpste concurrenten, Alfa Romeo
GTAm en Ford Capri. Dat hebben de races tot nu toe bewezen, waarin deze drie
merken elkaar met meer of minder grote betrouwbaarheid heftig bestreden.
Optisch heeft de racetrim de BMW coupé enigszins misvormd. Het ontbreken van de
bumpers, aangezette spatbordverbredingen en vooral de abnormaal dikke banden,
die voor goede rondetijden tegenwoordig onontbeerlijk zijn, laten hem er
imposant en agressief uitzien. Velgen (9,5 inch voor en 11 inch achter) en
banden (Dunlop Racing 4.50/11.60-13 voor en achter) hebben bijna de bij
Formulewagens gebruikelijke afmetingen. Natuurlijk staat de auto laag in zijn
verkorte veren. In het interieur duiden alleen de diepe kuipstoelen op
racedoeleinden net als de machtige rolkooiconstructie met diagonale steunen, die
de toegang tot de achterstoelen vergaand versperren.
Ook in
de motorruimte ziet het er tamelijk standaard uit, maar toch is het interessant
om vast te stellen dat de firma Alpina in tegenstelling tot de concurrentie bij
de racemotoren gewoon nog met carburateurs (3 Weber 45 DCOE) werkt, waarmee ze
wat betreft vermogenskarakteristiek en betrouwbaarheid goede ervaringen hebben.
Achterin, waar anders koffers worden ondergebracht, zit een extra 120-liter tank
en het reusachtige reservewiel. Een overgedimensioneerde vulpijp en drie
elektrische benzinepompen duiden er op dat er hier sprake is van een
aanzienlijke brandstofomzet.
Langzame starter
Moderne racemotoren mag je zeker startvriendelijk noemen, en ook deze 300 pk
zescilinder blaast al bij de tweede of derde poging ondernemingsgezind in zijn
korte uitlaattrompet die onder het rechter portier uitmondt. Bij het warmrijden
wordt echter al duidelijk dat hij niet zo braaf is: onder de 5000/min laat de
racenokkenas (324°) hem niet zo lekker ronddraaien, en van veel vermogen kan
nog geen sprake zijn. Pas bij 5000 toeren begint er een agressief racegeluid en
een harde versnellingsduw en zwelt het lawaai tot 7500/min aan tot een
middelgroot inferno. Bij 7500 tpm is de toerengrens al bereikt. Omdat dat van
versnelling tot versnelling zeer snel gaat, moet men de toerenteller goed in de
gaten houden. 4 kg/pk is heel wat voor een opgeblazen serieauto, en zijn
prestaties zijn tamelijk schokkend. Wat er zich werkelijk afspeelt wordt helaas
niet helemaal weerspiegeld door de meetresultaten. De testwagen had namelijk een
lange (dus op een hoge topsnelheid gerichte) eindoverbrenging, en hij had
bovendien een nadeel: de eenschijfs koppeling is iets te klein en verdraagt
racestarts niet zo goed. Doordat men de koppeling dus wil sparen gaan er bij de
acceleratiemetingen en bij de racestarts enkele seconden verloren. De
Alpina-coureurs zijn het gewend om op de eerste meters wat op afstand te worden
gereden door de concurrentie, want voor hun gaat het pas goed beginnen als de
auto echt rolt. Indianapolis-starts zijn hun dus zeer welkom. Binnenkort zal een
tweeschijfs koppeling dit nadeel opheffen.
De kracht van de BMW-Alpina CS ligt in het bovenste snelheidsbereik, want de
coupé heeft een goede stroomlijn. Op topsnelheid (245 km/h) loopt hij bij zijn
concurrenten weg, en ze verhogen de BMW-kansen met hun gemiddelde snelheid op
het desbetreffende circuit.
Wat prestaties betreft heeft de grote BMW-Alpina bewezen dat hij ondanks zijn
hoge gewicht zonder meer competitief is. Moeilijker te beheersen zijn de
belastingen die dit gewicht op het materiaal uitoefent. Bij de superbrede banden
bijvoorbeeld worden nog steeds kritieke temperaturen gemeten, en er zijn al nog
grotere velgen- en bandenmaten in voorbereiding. De remmen voldoen, nadat ook de
achterste trommelremmen door inwendig geventileerde schijfremmen werden
vervangen en de nieuwe, door Alpina zelf ontwikkelde en gefabriceerde speciale
wielen (prijs: DM 300,- per stuk) duidelijk goede ventilatie-eigenschappen
bezitten. Op het voor remmen moordende, kleine Hockenheim-circuit worden de
remmen bij racetempo evenwel tot het uiterste aangesproken, zoals duidelijk te
voelen was aan het rempedaal. Het tot nu toe grootste probleem valt tijdens het
rijden te zien op de olietemperatuurmeter op de middentunnel: die toont de
olietemperatuur van het differentieel en die is bij stevig rijden zelden minder
dan 160°. Ongeveer vanaf deze temperatuur treedt er olieverlies aan de achteras
op, die Alpina’s pitcrew van buiten af opmerkt, omdat die ter hoogte van de
niet aanwezige bumper een witte sticker met de tekst “Millions drive
KP-pistons” heeft aangebracht: wordt de sticker donker, dan begint het
olieverlies en wordt de coureur wat afgeremd; wordt de tekst onleesbaar dan moet
hij binnenkomen om olie te laten bijvullen. In het begin van het seizoen zijn er
enkele gloeiende achterassen geweest en daarna een hoop werk voor de
Alpina-technici. Voor de komende races denken ze ook dit probleem te hebben
opgelost.
Comfortracer
Het kleine, bochtige Hockenheim-circuit is een coureur van mijn kaliber niet
bepaald op het lijf geschreven. Des te verbazender is het hoe de grote auto zich
daar laat bewegen. Bij stapvoets rijden of bij manoeuvreren heb je wel wat
problemen, want wagengewicht en bandenloopvlakken maken dat je aan het stuur
atletenkracht nodig hebt. Ook lijkt de auto vanaf de bestuurdersstoel rijkelijk
groot. Maar als je eenmaal rijdt vergeet je dergelijke zaken snel, en na enkele
ronden begin je respectloos te “planken”.
In de grote toerwagen zit een stabiliteit waardoor je zeer snel aan vertrouwen
wint. Reeds de kleine BMW-limousines behoren tot de meest onproblematische
racetoerwagens, maar de coupé lijkt nog beter. Heel goed liggen hem snelle
bochten boven 150 km/h, die in een lange, rustige drift te rijden zijn. Hier
voelt de kleine limousine nerveuzer en moet meer gecorrigeerd worden. Maar ook
in scherpere bochten is de CS geenszins langzamer, omdat de wagen met zijn lage
zwaartepunt en de extreem brede banden een hoge dwarsversnelling opbouwt en de
aangedreven wielen veel vermogen ter beschikking stelt. In langzame en
middensnelle bochten heb je altijd voldoende vermogen paraat om de achterkant
met het gaspedaal te sturen.
Typisch voor de Alpina-coupé is ook bij sterk dwarsrijden een ‘ronde’
bochtenkoers zonder heftige reacties. Volgens de Alpina-coureurs ligt de zware
CS vooral ook op oneffen pistes beter dan de hard geveerde, lichte wagens,
temeer daar Alpina een heel specifieke onderstelafstemming met niet te harde
schokdemping gevonden heeft. Met de Oostenrijker Günter Huber heeft de firma
een coureur met een fijn technisch gevoel onder contract, die bij
afstemmingsproblemen goede diensten bewijst.
Verrassend genoeg zijn de stuur- en vasthoudkrachten bij volle vaart niet groter
dan in de kleine race-BMW’s. Toch wordt de coupé in races overwegend met
stuurbekrachtiging gereden, waaraan de coureurs na aanvankelijk tegenstribbelen
gewend zijn en die ze nu niet meer zouden willen missen. Want in geen enkele
Alpina-racer doorstaat men lange afstanden zo goed als in de “comfortabele”
drieliter-coupé. Men kan natuurlijk van mening verschillen of het zinvol is om
met dergelijk zware auto’s races te rijden. Dat ze dat goed kunnen, bewijst de
BMW-Alpina CS waarmee Günter Huber al een Nürburgring-tijd van 9:33 min heeft
gereden. Het maakt echter ook duidelijk dat men met grotere inspanning slechts
ongeveer de prestaties van de lichtere en motorisch zwakkere concurrentie
bereikt. Hoe groot deze inspanning is, kan men aan de prijs van de raceklare
Alpina-coupé aflezen, die ongeveer 50.000 mark bedraagt.
Om de gelijke stand in een voorsprong om te zetten, is een reductie van het
homologatiegewicht onontbeerlijk. Dat ligt echter alleen in de macht van de
Bayerischen Motoren Werke die – net als de concurrenten Ford en opel – 1000
lichtere coupés zouden kunnen bouwen. Een 2800 CS straatcoupé van maximaal
1100 kg zou zeker te realiseren zijn. Eén topprestatie kan men de razende
zwaargewicht echter nu al toedichten: hij is met afstand het meest luxueuze
racevoertuig.
BMW-Alpina 2800 CS |
|
Acceleratie (werkelijke snelheden, vol-getankt, 2 personen) |
|
0 – 40 km/h |
3,3 |
0 – 60 km/h |
4,6 |
0 – 80 km/h |
6,3 |
0 – 100 km/h |
8,4 |
0 – 120 km/h |
10,7 |
0 – 140 km/h |
13,5 |
0 – 160 km/h |
17,1 |
0 – 180 km/h |
22,4 |
0 – 200 km/h |
30,1 |
0 – 1 km |
27,0 |
Snelheidsbereik |
|
I |
tot 75 km/h |
II |
tot 120 km/h |
III |
tot 160 km/h |
IV |
tot 198 km/h |
V |
tot 245 km/h |