SCHNITZERJACHT
Auto motor und sport reed met een van de sterkste racetoerwagens van dit
seizoen: de meer dan 300 pk sterke drieliter BMW coupé van Schnitzer.
Uit auto motor und sport 25/1971.
Door Werner Schruf. Vertaling: © Bram Visser, 2005.
Wat moe geworden van de voortdurende successen bij de races om het Europese
bergkampioenschap – Schnitzer-auto’s verzekerden BMW in de afgelopen vier
jaar steeds de titel in de categorie toerwagens – zochten de gebroeders
Schnitzer dit jaar een nieuw werkterrein: de Europacup voor toerwagens. Met de
steeds zorgvuldig voorbereide drieliter coupé van BMW, die momenteel als
snelste racewagen in zijn soort geldt, ontkrachtte het Beierse tuningbedrijf
zeer nadrukkelijk de nog in het voorjaar door boze tongen geuite beweringen, dat
men in Freilassing alleen maar auto’s voor de korte afstand kan bouwen. Nadat
het zilverrode slagschip al bij de 24 uur van Spa tijdens het eerste derde deel
van de afstand samen met twee Ford Capri’s RS ronde na ronde deel uitmaakte
van de kopgroep (daarna denderde Aaltonen toen het ging regenen de wagen tegen
de vangrails), behaalde de Oostenrijker Dieter Quester een paar weken later in
Zandvoort met een zelfde auto na een harde strijd tegen de fabrieks-Capri’s de
enige BMW-eindzege van dit jaar bij het Europees kampioenschap. Overwinning noch
nederlaag stonden er op het spel, toen de gebroeders Schnitzer hun kostbare
(70.000 mark) auto aan het eind van het seizoen in Hockenheim nogmaals
opstookten en de 340 pk sterke bolide aan auto motor und sport lieten voor
acceleratiemetingen en proefritten.
Gewichtshandicap
Vergelijkt men de raceversie van de BMW 2800 CS coupé met de concurrerende
objecten in de drieliterklasse, namelijk de racetoerwagens van Ford en Opel, dan
worden in eerste instantie twee verschillen duidelijk. De BMW-zescilindermotor
beschikt in racetrim met 340 pk over het met afstand hoogste specifieke
vermogen; anderzijds brengt de coupé vanwege de omvangrijke uitrusting met 1230
kg ook verreweg het hoogste gewicht op de schaal. De vermogensvoorsprong van
ongeveer 50 pk op de Capri kan het gewichtsvoordeel van de in dit seizoen op
winst geabonneerde Ford fabriekswagen (ca. 940 kg) van ongeveer 300 kg niet
helemaal opheffen. Toen de Münchenaren amper drie jaar geleden hun nieuwste
schepping creëerden, was namelijk de gedachte om de luxueuze representatieve
auto bij sportieve wedstrijden in te zetten, eenvoudig verwerpelijk, waardoor de
Beiers ook bij de homologatie van dit type geen enkel belang hechtten aan het in
de aanvraag vastgelegde gewicht. Dus is de BMW-racecoupé tegenwoordig naast de
AMG-Mercedes 300 SEL (ca. 1600 kg) de zwaarste en comfortabelste racetoerwagen.
Puur uiterlijk al maakt de auto een zeer imposante indruk. De verlaagde opbouw
met de buikige spatbordverbreders en de zich daaronder bevindende superbrede
lage sectiebanden geven de auto een krachtige en agressieve uitstraling. Niet
alleen optische voordelen biedt de licht naar voren wijzende spoiler aan de
voorzijde van de wagen. Die leidt de rijwind voor de aërodynamisch ongunstig
gevormde bodemgroep af en zorgt voor een iets hogere topsnelheid. Onzichtbaar
zijn enkele detailmodificaties, die de stijfheid van de carrosserie ten goede
komen, zoals bijvoorbeeld de naderhand gelaste, in de serie-uitvoering alleen
gepuntlaste kokerbalken en de verstevigde middentunnel. Naast zijn hoofdopgave,
namelijk de coureur bij een koprol voor schade te behoeden, biedt de aan de
bodem gelaste en dus als meedragend element gevormde rolkooi de opbouw extra
stabiliteit.
Om een racetoerwagen een optimale wegligging te geven, moeten zeer omvangrijke
modificaties aan het onderstel worden gedaan – om het even of het een modern
onderstel met onafhankelijke wielophanging betreft of een wat oudere met starre
as. Van groot belang is vooral de versterking van de ophangingsonderdelen, want
de brede racewalsen met de tegenwoordig geprefereerde zachte rubbermengsels
nemen bij bochten rijden zulke hoge krachten op, dat de voor geheel andere
omstandigheden geconstrueerde ondersteldelen dikwijls te zwak blijken. Met dit
feit werd uiteraard ook rekening gehouden bij de Schnitzer-coupé, waar alle
ophangpunten, steunlagers en ook de achterste geleidearmen werden versterkt voor
meer stevigheid en stabiliteit. Kortere veren, sterkere stabilisatoren, speciaal
afgestemde Bilstein-schokdempers en tenslotte de 15 inch lichtmetalen velgen
(voor 10 inch en achter 11 inch breed) met de grotere banden (Dunlop Racing
4.30/11.60-15 voor en 4.30/13.00-15 achter) behoren samen met de
versterkingsmaatregelen tot de belangrijkste wijzigingen aan het onderstel. In
tegenstelling tot de concurrentie, wier coupés op 13 inch wielen rollen,
gebruikt Schnitzer grotere velgen uit eigen productie – in eerste instantie
omdat ze de montage van grotere remschijven toestaan. Zowel voor als achter is
de Schnitzer-coupé uitgerust met inwendig geventileerde schijfremmen, die via
rembekrachtiging worden bediend. De remkracht van het achterste systeem kan nog
door een verstelbare regelaar worden gevarieerd. Naar de voorste schijven met
een diameter van 295 mm, die ook in de CanAm-auto’s van de McLaren-racestal
worden gebruikt, lopen aparte koelluchtslangen.
Het middelpunt van de coupé is natuurlijk de tot drie liter inhoud (boring x
slag 89,2 x 80 mm) opgeboorde zescilindermotor, die, naar alle regels der kunst
en der reglementen opgevoerd, bij 7900 toeren 340 pk mobiliseert en bij 6500 tpm
een koppel levert van 340 Nm. Een blik in de machinekamer toont het uitnodigende
inspuitsysteem met de lange, gegoten aanzuigbuizen en de bij de dry-sumpsmering
behorende aluminium olietank (inhoud 13 liter) als opvallendste afwijkingen van
de seriemotor. Binnenin de machine gaat het er echter veel minder standaard aan
toe dan de buitenkant doet vermoeden. Hier zorgen sterk bewerkte serieonderdelen
zoals bijvoorbeeld cilinderkop, klepstoters, drijfstangen en krukas of speciaal
gemaakte onderdelen als kleppen, veren, nokkenas, zuigers, lagerschalen van
hoogwaardig materiaal voor het hoge specifieke vermogen van 113 pk/liter. Een
tweeschijvenkoppeling brengt de krachtvloed over op de vijfversnellingsbak en
het differentieel, dat een sperrende werking van 75% heeft. Voor koeling van de
achterasolie werden bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen. Twee pompen met
separate circuits – ze kunnen zonodig apart worden bediend – pompen de hete
olie naar de koeler die onder de
achterbank is gemonteerd.
De voormalige kofferruimte van de Schnitzer-coupé herbergt, naast de accu en
het reservewiel, de volumineuze tankinstallatie met het 120 liter bevattende
reservoir en twee separate pompleidingen met talrijke benzinefilters en drie
elektrische pompen.
Kracht-Beier
Reeds na de tweede sleutelomdraai springt de racemotor moeiteloos aan, en alleen
het langzaam doordraaien van de krukas duidt erop dat de hoge compressie (11:1)
het werk van de startmotor bemoeilijkt. Zodra de motor loopt, begint er een hels
lawaai, dat zeer goed past bij dat wat er wordt geboden bij het intrappen van
het gaspedaal. Daarbij is het bijzonder opmerkelijk hoe snel de racemotor in
toeren klimt. De rode, mechanisch aangedreven naald van de toerenteller flitst
door de versnellingen heen zo snel naar de 8000 toeren, dat het raadzaam lijkt
de rechter hand maar meteen in de buurt van de schakelpook te houden. Voor
vernietigend overtoeren van de motor zorgt een toerenbegrenzer, die vanaf de
maximaal toelaatbare 8000 tpm de ontsteking onderbreekt.
Dat de Schnitzer-motor er goed bijstond, tonen alleen al de meetgegevens.
Daarbij moet in acht worden genomen, dat de BMW met een relatief lange
eindoverbrenging was uitgerust, die een topsnelheid van 235 km/h mogelijk maakt.
Bovendien moet een optimale start met de racewagen worden geoefend. De
tweeschijvenkoppeling pakt knalhard aan en laat het motortoerental al te
makkelijk weer in de kelder vallen. Als de beide aandrijfwalsen zonder slip
aanpakken dan gaat alles razendsnel. De 100 km/h-grens wordt na 6,5 seconde nog
in de eerste versnelling gepasseerd, en de overige kort gespatieerde
versnellingen (II. 130, III. 173, IV. 206, V. 235 km/h) zorgen ook verder voor
een uitgesproken krachtige schop in de rug, die zelfs boven de 200 km/h niet
ophoudt. Zijn topsnelheid bereikt de Schnitzer-coupé moeiteloos, en met een
langere eindoverbrenging gaat het zelfs nog wat sneller. Op de hogesnelheidsbaan
van Spa bereikte de wagen tijdens de 24-uursrace snelheden van zo’n 265 km/h
– mede een verdienste van de aërodynamische coupévorm, die de zwaargewicht
vooral op snelle circuits goede overwinningskansen biedt.
Het is algemeen bekend dat juist de opgeblazen BMW-racetoerwagens in
tegenstelling tot veel concurrenten probleemloos en relatief makkelijk te rijden
zijn, en in dit opzicht is ook de Schnitzer-coupé geen uitzondering.
De vertrouwenwekkende rijstabiliteit van de grote BMW, het resultaat van het
lage zwaartepunt en de uitgebalanceerde onderstelafstemming, en de gebalde
kracht aan de aangedreven wielen verleiden je regelrecht tot een scherpe
rijstijl. Het kost niet al te veel oefening om de zilverkleurige coupé met
goedgedoseerde gaspedaalbewegingen en kleine stuuruitslagen in middelsnelle en
vooral krappe bochten in een gecontroleerde drift te bewegen. En zelfs bij deze
manoeuvres blijven gelegenheids-Schnitzers onbestraft, want de wagen laat zich
ook als hij extreem dwars staat weer gemakkelijk opvangen. Een zelfde
goedmoedigheid legt de krachtpatser ook in lange, zeer snelle bochten aan de
dag. Afwijkende tendensen van de achterzijde kunnen dankzij het relatief brede
grensbereik al in het beginstadium worden herkend en er is dan niet meer dan een
lichte terugname van de stuurwieluitslag nodig.
De remmen maakten een uitstekende indruk, vroeger waren ze een zwak punt van de
Schnitzer-coupé. Op het bochtenrijke kleine circuit van Hockenheim konden ze
niet tot de grens van hun standvastigheid worden beproefd, maar vertraagden de
1,2-tonner ook na talrijke snel gereden rondes effectief en spoortrouw. De
benodigde kracht voor het sturen (geen bekrachtiging) blijft in ieder geval op
korte afstanden binnen draaglijke perken. Bij uren durende langeafstandsraces
geeft vooral Rauno Aaltonen, die de Schnitzer-coupé vaak rijdt, echter de
voorkeur aan een stuur met grotere diameter.
In het komende jaar zijn de kansen voor de drielitercoupé in de racesport
vermoedelijk beter dan in dit seizoen. De Bayerischen Motorenwerke zijn van plan
1000 lichte coupés te bouwen, die uiterlijk komend voorjaar met een gewicht van
zo’n 1070 kg moeten zijn gehomologeerd. Met deze exemplaren, die dan over een
specifieke massa van zo’n 3,2 kg/pk zullen beschikken, hoopt BMW bij de races
om het Europese Toerwagenkampioenschap weer een woordje mee te kunnen spreken.
Dat is ook Schnitzer van plan. Hij wil in 1972 opnieuw met de Beierse bom racen
en – als hij nog een grote sponsor kan vinden – de concurrentie met twee
lichtgewicht coupés het leven zo zuur mogelijk maken.
BMW
2800 CS Schnitzer |
|
Acceleratie
(werkelijke snelheden, volgetankt, 2 personen) in s. |
|
0
– 40 km/h |
2,7 |
0
– 60 km/h |
3,8 |
0
– 80 km/h |
4,9 |
0
– 100 km/h |
6,5 |
0
– 120 km/h |
8,1 |
0
– 140 km/h |
10,4 |
0
– 160 km/h |
12,8 |
0
– 180 km/h |
16,2 |
0
– 200 km/h |
20,5 |
Topsnelheid
(km/h) |
235 |