KORTE TEST BMW 3.0 CSi

GEKWEEKTE PAREL

Uit auto motor und sport 26/1971. Door Fritz Reuter. Vertaling: © Bram Visser, 2005.

Menigeen die in het voorjaar of de zomer van dit jaar een BMW 3.0 CS heeft gekocht, zal zich misschien een beetje ergeren dat hij niet tot oktober en daarmee op het nieuwe witblauwe topmodel 3.0 CSi heeft gewacht. De kwaliteiten van de 3.0 CS doen dergelijke gemoedsveranderingen ongegrond lijken, want die verzekeren hem nog steeds van een onbetwiste plaats in de Duitse topklasse, en op het punt van carrosserie en uitrusting, ruimteaanbod en comfort, handelbaarheid en rijveiligheid biedt hij zeker niet minder. Ook zijn prestaties garanderen hem een toppositie, want met een topsnelheid van duidelijk meer dan 200 km/h en een sprint van 0 naar 100 km/h in 8,5 seconden blijven nauwelijks wensen over. Maar toch: de CSi kan het zelfs nog een beetje beter, en dit beetje dat in die kleine ‘i’ schuilt, vinden velen opwindend.

Topprestaties
Voor het beetje meer ten opzichte van de 3.0 CS zorgen twintig extra paarden die men in München met relatief eenvoudige middelen erbij gefokt heeft. Door toepassing van elektronisch gestuurde Bosch benzine-inspuiting en verhoging van de compressie van 9,0 naar 9,5:1 steeg het vermogen van de drielitermotor tot een aanzienlijke 200 pk, die bij een iets lager nominaal toerental (5500 tegen 6000/min) worden afgegeven. Tegelijkertijd groeide het maximum draaimoment van 260 Nm bij 3700/min tot 277 Nm bij 4300/min.
Dat deze in verhouding tot de cilinderinhoud indrukwekkende cijfers niet alleen op papier staan, toonden de metingen overduidelijk. Van 0 naar 100 km/h accelereerde de testwagen in 7,3 s en passeerde daarmee deze grens 1,2 s eerder dan de CS. Tot 180 km/h was hij zelfs 6,5 s sneller, en voor de kilometer met staande start had hij met 27,7 s bijna twee tellen minder nodig. Als topsnelheid werd 220 km/h gemeten. Echt sensationele cijfers als men bedenkt dat de BMW coupé noch bijzonder klein noch met een gewicht van meer dan 1400 kg bijzonder licht is. Zelfs een compromisloze sportwagen als de Porsche 911 S is tot 120 km/h niet sneller en kan pas in het bovenste snelheidsbereik luttel afstand nemen. En ook het vergelijk met dure en qua cilinderinhoud volumineuzere exoten behoeft de BMW niet te schuwen.
Nog indrukwekkender dan de effectieve prestaties is echter de manier waarop de zescilinder zijn kracht ontwikkelt. Zonder nervositeit, zonder lawaai en zonder wat voor eigenaardigheden dan ook waarmee de bestuurder rekening zou moeten houden. Een ongehoord trillingsvrije, zijdezachte loop kenmerkt deze krachtbron, en het intrappen van het gaspedaal wordt spontaan en moeiteloos in een hogere snelheid omgezet, waarbij nooit meer te horen is dan een zacht, gecultiveerd zoemen. Hoe geruisarm de inspuitmotor werkt, toont het beste de volgende vergelijking. 80 Phon (dBA) bij 180 km/h waren bij de 3.0 CS goed voor het superlatief de stilste van alle vorig jaar door auto motor und sport geteste auto’s te zijn – in de CSi werd bij dezelfde snelheid 78 Phon (dBA) gemeten.
Hoogste lof verdient ook de trekkracht van de machine. Men heeft praktisch in elk toerentalbereik genoeg vermogensreserves onder de rechtervoet en kan, als men dat wil, zo schakellui rijden als verder alleen in vijfliter-auto’s kan. In de vierde versnelling tot 1500/min terugzakken en desondanks zonodig schokvrij en vlot accelereren is zonder meer mogelijk. Bij de souplesse meting, die in de vierde versnelling wordt gedaan, kon de CSi het uitstekende resultaat van de CS echter alleen de waarde voor 40 tot 180 km/h (40,5 s tegen 41,8 s) verbeteren, verder was hij ietsje langzamer dan de met een kortere overbrenging opererende carburateurversie.
De beste cijfers moet men de inspuitmotor ook in alle andere voor alledaags gebruik belangrijke disciplines geven. Hij sprong steeds betrouwbaar aan, zelfs na koude nachten in de vrije natuur begon hij bij de eerste draai van de contactsleutel onverdroten aan de arbeid, en op zijn koude loopeigenschappen was niets aan te merken. Voorbeeldig betrouwbaar bleek ook het stationair toerental. Als was hij daar vastgenageld, stond de naald van de toerenteller steeds op precies 1000/min, na de koude start evenzeer als na 500 km pittig Autobahnrijden of langzaam door de stad boemelen. Bovendien bleek de sterkste BMW-motor net zo zuinig als zijn zwakkere broeder. De testwagen nam bij normaal rijgedrag genoegen met 14 tot 17 liter per 100 km, het testverbruik lag met 17,4 l/100 km wel goed 2 liter hoger dan bij de 3.0 CS, maar dat kan gezien het beschikbare prestatiepotentieel toch wel als zeer gunstig worden gezien.
Zo ontstaat er dan een over het geheel positief beeld van de CSi-motor. Hij behoort zonder twijfel tot de beste slagzuigermotoren ter wereld, en waarschijnlijk is hij de beste zescilinder überhaupt, die er momenteel gebouwd wordt – want een beter gelukte combinatie van loopcultuur en vermogen is absoluut nauwelijks voorstelbaar.

Rijplezier
Maar niet alleen de smeuïge, zenuwsparende kracht van de motor en het brede bereik van de versnellingen van de goed schakelende 4-bak – de twee reikt to boven de 100 en de drie tot over de 160 km/h – laten de CSi-bestuurder steeds een soevereine rol in het verkeer spelen. Ook de overige componenten dragen er toe bij dat het rijden met deze auto bovengemiddeld veel plezier geeft. Er is verder het voor een dergelijk snelle auto goede rijcomfort te noemen, dat de inzittenden slechte straten en langere reizen comfortabel laat doorstaan. Er is het vriendelijk overkomende, rijk uitgeruste interieur dat aan de passagiers even zo ruim plaats biedt als de kofferruimte aan de bagage. Er is de precieze stuurbekrachtiging, die bijna te weinig kracht vergt, maar na korte gewenning samen met de lichtheid van alle andere bedieningsorganen een moeiteloze handelbaarheid van de coupé mogelijk maakt. Er zijn verder de uitstekende remmen, die zacht aangrijpen, intensief vertragen en ook tegen hard aanspreken bestand zijn. En er zijn tenslotte de veilige en onproblematische rijeigenschappen die met hun in het grensbereik zacht inzettende overstuurtendens aan de wensen van sportief geroutineerde bestuurders tegemoetkomen.
De wensen van een zeer bepaald koperspubliek te vervullen is trouwens de hoofdopgave van de BMW coupé. Hij is precies bedoeld voor het kleine gat in de markt tussen exclusieve sportwagens (die veel geïnteresseerden ondanks alle graag ten toon gespreide sportiviteit te klein of te hard zijn) en representatieve limousines (die hem te saai of te langzaam lijken). De 3.0 CSi vult dit gat op nagenoeg ideale wijze, want de mix van veel vermogen en attractieve vorm, van ruimte en comfort, van veiligheid en rijplezier is bij nauwelijks een andere auto in deze klasse zo goed gelukt als bij hem.

Ter vergelijk

BMW
3.0 CSi

BMW
3.0 CS

Citroen
SM

Mercedes
350 SL

Porsche
911 S 2.4*

Inhoud (cm³)

2985

2985

2675

3499

2341

Vermogen (pk/tpm)


200/5500

 

180/6000

 

170/5000

 

200/5800

 

190/6500

Prijs (DM)

29 440

27 840

33 855

29 970

31 150

Acceleratie in s

0 –   60 km/h

  3,7

  4,0

5,0

  3,7

  3,5

0 –   80 km/h

  5,3

  5,9

7,4

  5,7

  5,6

0 – 100 km/h

  7,3

  8,5

10,5

  8,4

  7,4

0 – 120 km/h

10,4

12,1

15,4

11,9

10,2

0 – 140 km/h

13,9

16,6

20,4

16,1

13,2

0 – 160 km/h

18,0

22,9

28,2

21,5

17,8

0 – 180 km/h

25,5

32,0

38,6

29,9

23,0

0 – 1 km

27,7

29,5

31,6

29,2

27,2

Top (km/h)

219,8

213,0

217,5

215,6

231,4

* met 5-versnellingsbak


E9 TESTBERICHTEN