BMW CSL RACEHISTORIE (6) - 1975
IMSA BMW
Mijn eerste kennismaking met de BMW CSL vond plaats op het circuit van Kyalami in Zuid-Afrika. De oorspronkelijk elegante maar forse coupé bleek door BMWs raceafdeling door middel van bredere wielen en banden, een voorspoiler plus achtervleugel en een verbijsterende striping omgetoverd te zijn in een wildogende racemachine. BMW had mij uitgenodigd om de auto te testen, zodat zij inzicht kregen omtrent de mogelijkheden in de IMSA Camel GT Series en die van mij als mogelijke teamrijder. Jochen Neerpasch, de teammanager, beoordeelde de situatie en Martin Braungart, de hoofdingenieur, bekeek de technische details met betrekking tot de auto. Tot mijn grote opluchting spraken beide heren perfect Engels. Toen ik deel uitmaakte van Mr. Chinettis Nart-team, verstond ik namelijk geen woord Italiaans, zodat de technische discussies zich meestal beperkten tot de juiste keuze van de wijn bij het eten. Met BMW zou dit anders zijn, besefte ik.
Bij het inspecteren van de cockpit bleek de stoel met zachte stof bekleed te zijn, bijna pluche. De rest van het interieur was hiermee in sterk contrast. De deurpanelen waren zwart gelakte dunne fiberglas platen, de vloer was bedekt met een wirwar van elektrische bedrading en de handgemaakte aluminium pedalen waren ruw kruiselings gegraveerd voor een slipvrij oppervlak. Ik startte de auto en reed langzaam de baan op.
POWER
Na twee rondes voor opwarmen en baanverkenning begon ik te versnellen. Het gaspedaal
intrappen was geen verzoek om vermogen te produceren, het was een signaal voor het
loslaten ervan. De reactie was zo direct en de power zo vanzelfsprekend, dat het
uitnodigde tot een regelmatige powerslide. Wanneer een racewagen uitbreekt en
doorslipt, houd ik hem meestal met stuurcorrecties onder controle, maar na een paar rondes
ontdekte ik dat de BMW reageerde op de tegenovergestelde behandeling: stuur stil en de
slip controleren door middel van het gaspedaal. Op de rechte stukken was de power
sensationeel en het was makkelijk voor te stellen dat de CSL de onbetwiste heerser zou
zijn op de snelle IMSA-banen als Daytona, Talladega en Riverside.
De remmen waren voorzien van een ABS-systeem dat de remdruk vermindert als een wiel de
neiging heeft te blokkeren en deze een miliseconde later weer herstelt (en dit herhaalt zo
vaak als nodig). Bij het trappen op het pedaal voelde ik het pulseren onder mijn voet
alsof het op de een of andere manier leefde. Soms voelde het pedaal zacht aan en zakte het
bijna onderin, dan weer hard en ging het helemaal omhoog. Hoe dan ook, het vertragende
effect was altijd hetzelfde. Wanneer er iets mis was met het systeem, werd de rijder
gewaarschuwd door een geel licht op het dashboard. Maar zolang het systeem functioneerde
betekende het, dat ik hard remmend de bocht in kon sturen zonder dat de binnenste wielen
blokkeerden en de banden onrond sleten. Theoretisch was het mogelijk
ongelofelijk ver de bocht in te sturen zonder eerst te remmen. Het probleem was dat ik
daar erg aan moest wennen, zodat het systeem mij aanvankelijk niet veel voordeel
opleverde. (De volgende dag zag ik echter hoe Ronnie Petterson op de natte baan alles en
iedereen voorbij reed en zo demonstreerde hoe ongelofelijk effectief ABS is onder natte
omstandigheden.)
AFSTELLINGEN
Na een aantal rondes bemerkte ik een aantal plaatsen op de baan waar de auto moeilijk
onder controle was te houden. Bijvoorbeeld wisseling van camber of het raken van de
curbstones veroorzaakte een polsonvriendelijke reactie in het stuur en in een bepaalde 210
km/h snelle rechts-links passage voelde de auto licht dweilend onstabiel. Volgens mij werd
de reactie in het stuur veroorzaakt door de stugge kanten van de Dunlops die overdreven
gevoelig bleken voor oneffenheden, de instabiliteit was het gevolg van te weinig caster.
Caster geeft een auto stabiliteit maar veroorzaakt ook zwaarder sturen. Ik veronderstelde
dat het gewicht van de motor en de brede banden de auto zwaar sturend hadden gemaakt.
Waarschijnlijk was vermindering van caster toegepast om dit tegen te gaan. Misschien té
veel voor bepaalde stukken van de baan.
Na Kyalami kwam Daytona. Jochen Neerpasch had het besluit genomen tot deelname aan de
IMSA-races en mij als een van de teamrijders aangesteld. In plaats van een paar rondjes
rijden met een bestaande afstelling zoals op Kyalami, probeerde ik de auto na iedere
tijdelijke wijziging uit, op zoek naar een afstelling zoals ik die wenste. De moderne
racewagen aanpassen vergt niet onmiddellijk all-round kwaliteiten van de rijder, zoals bij
andere autos (met ingebouwde karaktertrekjes) het geval was. Twintig jaar geleden
zou dit met een Jaguar D-type misschien een paar dagen duren. Tegenwoordig zijn er zoveel
mogelijkheden, dat een rijder gedurende het hele seizoen met zijn auto op
ontdekkingsreis is.
De eerste aanpassingen die we deden in Daytona bestonden uit het wijzigen van de
veerkarakteristiek. Volgens mij voelde de auto beter aan met een soepeler vering en we
gingen daarbij zover dat door het rollen in de bochten, de buitenste wielen
contact met de baan dreigden te verliezen.
De auto was bijna ongevoelig voor stabilisatorstangwisselingen. We konden uit dozijnen
exemplaren kiezen (BMW had met een ware armada van trucks alle mogelijke varianten van
alle verkrijgbare onderdelen meegebracht), maar ik constateerde dat wisseling van de
dikste tot de dunste voorstabilisator slechts een geringe invloed op de handelbaarheid tot
gevolg had. We hebben zelfs het hele seizoen zonder achterstabilisator gereden. De auto
was wél gevoelig voor veranderingen van de grondspeling en deze aanpassing bleek het
meest doeltreffend om het onderstuur om te zetten in overstuur.
Niet van belang voor de balans maar wel degelijk voor het gevoel, was het monteren van
GoodYear banden. Hun soepele schokabsorberende zijkanten elimineerden feitelijk de
stuurreacties die zo hinderlijk waren met de Dunlops op Kyalami. We reden Daytona tot
volle tevredenheid met GoodYear, ze betekenden een belangrijke verbetering voor de auto.
Toen bleek uit een vergelijkingstest op Talladega dat ondanks de stuurreacties de Dunlops
0,5 seconden per minuut sneller waren. Als resultaat van deze test gingen we naar Sebring,
waar we met Dunlops wonnen en we bleven erbij.
EXPERIMENTEN
Op Sebring leerde ik een en ander over de auto van mijn collega Hans Stuck. Hans was
gedurende de hele ontwikkeling van de CSL BMWs eerste rijder en zijn vertrouwen in
de auto stelde hem in staat tot een manoeuvre die als zelfmoord bij me overkwam, tot ik
het hem steeds opnieuw zag doen. Na de pits waren er een paar zeer snelle linkse knikken.
Ik verminderde vaart bij het naderen en versnelde daarna voorzichtig om de auto niet te
laten driften. Ik was er zeker van dat ik door driften bij zon hoge snelheid de
controle over de auto zou verliezen. Maar Hans deed noch het een noch het ander. In plaats
daarvan jaagde hij de auto door de knikken en bedwong de wilde drifts met furieuze rukken
aan het stuur. Toen ik eenmaal wist dat het kon, probeerde ik het ook en ontdekte daarbij
dat de BMW zelfs bij slidings van 225 km/h nog onder controle kon worden gehouden.
Na Sebring testte het team op Road Atlanta gedurende twee dagen. Hier werden allereerst
nieuwe wielen uitgeprobeerd. Deze vergrootten de spoorbreedte met 5 inch en maakten de
toepassing van nieuwe ruimere schermen noodzakelijk. Ofschoon hierdoor de topsnelheid iets
afnam, werd de bochtvastheid een stuk beter zodat de rondetijd met ruim 1 seconde werd
verbeterd ten opzichte van de oude situatie. Verder werd er geëxperimenteerd met een
volledig sperrend differentieel in plaats van de gebruikelijke met beperkte slip. Dit
resulteerde niet in snellere rondetijden, maar had een merkbaar effect op het gedrag van
de auto. Tot Road Atlanta hadden we alleen met beperkte slip gereden. We ontdekten dat bij
100% sper de wielspin bij het uitkomen van een bocht verminderde, maar nog belangrijker
was het ontstaan van een licht onderstuurkarakter, onafhankelijk van de veerafstelling.
Voor de korte races hadden Hans en ik de beschikking over een aparte auto. Hans gaf de
voorkeur aan een differentieel met beperkte slip, terwijl ik de voorkeur gaf aan 100% sper
omdat ik dan meer controle over het onderstuur meende te hebben. Deze beslissing bleek
verkeerd en gaf blijk van de gedachte dat ik Hans in zijn eigen wilde stijl nooit zou
kunnen verslaan. Ik hoopte door strakker rijden sneller te kunnen zijn.
VOLUIT
Voor de zesurenrace van Riverside was ik gekoppeld aan Brian Redman en door kleine
problemen raakten we al vroeg in de race achter. In een alles of niets poging begonnen we
voluit te rijden. Toen realiseerde ik me dat ik de auto veel te voorzichtig had behandeld.
Stuurreacties en instabiliteit camoufleerden het potentieel zonder er echter afbreuk aan
te doen. Met andere woorden: als je de auto strak stuurt lukt het niet, maar ga je voluit,
driftend onder de meest extreme sliphoeken, dan komt opeens het ware karakter boven en
blijkt de auto verrassend vergevingsgezind te zijn. De auto werd dan ook ontwikkeld via
Hans talenten. Wanneer hij een minder uitbundige bui had, werd de CSL al snel
rondgejaagd, maar het beste ging het via de aparte behandeling die Hans
toepaste. Zodoende veranderde ik mijn strategie en legde mij toe op de Stuck-techniek.
Onze BMWs finishten 1 2 op Riverside (we hadden ons teruggevochten naar een
tweede plaats). Voor de komende races koos ik voor beperkte slip, een hardere zitting en
een stuurwiel met meer grip om het steviger vast te kunnen houden. En iedere keer als ik
instapte, in Lime Rock, Mid-Ohio, Le Mans of Watkins Glen, probeerde ik alle theorieën te
vergeten en alleen gas te geven. Het heeft gewerkt. Iedere race kwam ik wat dichter bij
Hans tijd. Ondertussen werd ik, op enkele wagenlengtes afstand, getracteerd op de
meest spectaculaire rijstijl ooit gezien en door de jaren heen was ik van rijders als
Parnelli Jones, James Hunt en Jody Schecter heel wat gewend. Bij het volgen van Hans zag
ik zijn auto totaal dwars in de bochten, buiten de baan of bij een powerslide het voorwiel
zo hoog optillen, dat het veel weg had van een in de lucht slaande paardenhoef.
Hans zoveel mogelijk in het zicht houden betekende dat ik de CSL heel wat beter kende dan
bij mijn eerste kennismaking op Kyalami en die ontwikkeling was een fascinerende en
waardevolle ervaring.
Uit: Road and Track, november 1975
Door: Sam Posey
Vertaling en bewerking: Jan P. Goedegebuure
TECHNISCHE ANALYSE IMSA CSL
De beste manier om de BMW IMSA-racer te analyseren is
waarschijnlijk de vergelijking met het productiemodel en het vermelden van de verschillen,
ofschoon het misschien gemakkelijker is om te vermelden welke delen hetzelfde zijn.
Wat absoluut niet veranderd mag worden volgens de voorschriften zijn de carrosserie
(inclusief deuren en deksels), het cilinderblok, de punten van de wielophanging en de
positie van de belangrijkste mechanische componenten (bijvoorbeeld de plaats van de
motor). Andere wijzigingen zijn alleen toegestaan wanneer er minimaal 100 stuks in deze
vorm van zijn geproduceerd.
Wanneer de body tot de toegestane proporties is gestript en van een nieuw dashboard (gehomologeerd) is voorzien, wat een betere toegankelijkheid biedt tot de bedrading en bovendien lichter is, wordt een complete rolkooi gemonteerd en onverbrekelijk met de body verbonden. Racestoelen en fullharness-riemen zijn uiteraard aanwezig, maar de belangrijkste modificaties zijn achteraan te vinden. Hier zijn de wielkasten verbreed en verdiept om het gebruik van bredere velgen en banden mogelijk te maken zonder overschrijding van de toegestane schermbreedte en de bodemplaat is veranderd om plaats te maken voor de veiligheidsbrandstoftank en bijbehorende uitrusting.
WIELOPHANGING
De wielophanging is een toonbeeld van intelligent denken. We beginnen aan de voorkant: de
oorspronkelijke, stalen draagarmen zijn vervangen door aluminium exemplaren met een
magnesium asdrager. Compleet met Bilstein schokbreker weegt deze 5,2 kg tegenover 6,6 kg
van de oorspronkelijke exemplaren. De as zelf draait via conische rollagers in de drager.
De as is hol en weegt slechts 1,6 kg tegenover 3,3 kg van de aanvankelijk gebruikte stalen
exemplaren, die in een eerder ontwikkelingsstadium werden gebruikt.
Verplaatsing van de bevestigingspunten is niet toegestaan, maar de hellingshoek van de
draagarmen moest vergroot worden vanwege de extra brede wielen, daarom is een speciale
plaat gebruikt. Deze is op de originele plaats bevestigd maar de verbinding met de
draagarm is excentrisch, een oude truc die Jochen Neerpasch reeds enkele jaren geleden bij
de Capris toepaste. Hierdoor kan ook het caster worden afgesteld. Aan de onderkant
is de rubber vatting van dwarsarm en verbindingsstang vervangen door instelbare
verbindingen op bolvormige (unibal) draaipunten.
Hoewel de bevestigingspunten hetzelfde zijn gebleven, wordt de auto door een geheel nieuwe
voortrein gedragen die veel lichter is dan de originele. Deze is met bouten aan de body
bevestigd en draagt tevens de dikke stabilisatorstang en het huis van de
tandheugelbesturing.Dit nieuwe systeem is hoofdzakelijk toegepast omwille van
gewichtsbesparing maar is tevens geliefd bij de rijders omdat het lichter en nauwkeuriger
is dan het standaard worm-en-wiel systeem.
Aan de achterkant zijn de serie draagarmen gehandhaafd, maar wel verstevigd en aangepast.
Wijziging was eveneens noodzakelijk vanwege de zeer brede wielen en banden, terwijl ook
hier unibal-elementen zijn toegepast. Bovendien is door het boren van gaten het gewicht
verder teruggebracht. Het buitenste bolvormige draaipunt is zodanig geconstrueerd dat bij
wijziging van de spoorbreedte het vooraf ingestelde camber gehandhaafd blijft. Verder zijn
de afzonderlijke veren en dempers vervangen door één enkele Bilstein veer/demper
racing-unit met verstelbare veersteun, zodat de grondspeling is af te lezen en in te
stellen. De complete unit kan ook snel worden vervangen. Voor- en achterveren zijn van
titanium gemaakt en men heeft de beschikking over een uitgebreid assortiment. Ook kunnen higher
rate veren worden gebruikt, een belangrijk voordeel in een van een productiemodel
afgeleide auto met een betrekkelijk hoog zwaartepunt.
REMMEN
Stugge veren zorgen normaal voor stuiterende banden en wisselend wegcontact tijdens het
remmen en omdat het wiel onmiddellijk blokkeert als het contact vermindert of compleet
verdwijnt, veroorzaakt dit alleen schuiven zodra het band-wegcontact is hersteld. ABS
voorkomt dit en stuggere veren zorgen voor snellere rondetijden, ook al is de auto minder
prettig te besturen.
De BMW coupé is een van de eerste autos die met ABS-remmen racen. Het systeem is
ontwikkeld door de Duitse firma Teldix in opdracht van Telefunken en Bendix en in
samenwerking met diverse autofabrikanten waaronder Daimler-Benz. Mercedes organiseerde een
aantal jaren geleden een spectaculaire demonstratie met het verdienstelijke Anti Blokkeer
Systeem, maar de toepassing op productiemodellen verliep niet zo snel als werd verwacht
vanwege problemen met de betrouwbaarheid van het elektronische controlesysteem. Voor
racegebruik waren slechts een paar units ontwikkeld, zodat de kwaliteitscontrole op een
zeer hoog peil kon worden gehouden. Tot nu toe heeft het systeem bewezen volledig
betrouwbaar te zijn.
De remmen zelf zijn uitgerust met van koelribben voorziene aluminium ATE-remklauwen en
Ferodo DS 11 blokken in combinatie met radiaal geventileerde schijven. Om gewicht te
besparen bestaan de schijven uit ringen waarvan de breedte overeenkomt met de maat van de
blokken, die met behulp van een geperforeerde aluminium kern en bouten op de naaf zijn
bevestigd. Ondanks zijn grotere diameter weegt deze remschijf inclusief aluminium kern
slechts 4,4 kg tegenover 5,2 kg voor de standaard schijf.
ABS heeft enkele opvallende voordelen, zoals hogere veiligheid onder natte omstandigheden
terwijl de rijder later kan remmen (omdat de wielen constant tegen het blokkeerpunt worden
gehouden) dan normaal mogelijk is. Het is eveneens mogelijk om hard remmend een bocht in
te gaan omdat door de gewichtsverplaatsing op de buitenste wielen, de binnenste wielen
niet zullen blokkeren. Maar de minder opvallende voordelen zijn even belangrijk. Speciaal
bij zulke relatief zware autos zal de minste neiging tot blokkeren een vlakke plek
op het zachte racerubber tot gevolg hebben. Dit veroorzaakt op zn minst een
aanzienlijke onbalans en in het ergste geval een extra bandenwissel. Dit risico is bij
gebruik van ABS uitgesloten.
De aluminium wielen zijn gezekerd door een centrale wielmoer en opgebouwd uit drie met
bouten samengestelde delen: het hart en twee velgringen. Deze zijn er in diverse breedtes
zodat de spoorbreedte variabel is.
MOTOR
De enige standaard onderdelen van de motor zijn het blok (volgens de regels) en de
waterpomp. De cilinderboring is echter vergroot van 89,3 mm naar 94 mm en met een
ongewijzigde slag van 84 mm steeg de inhoud van 3153 cc tot 3496 cc. Na het boren is
infra-rood onderzoek noodzakelijk om zekerheid te hebben van een constante wanddikte. Een
drysump smeersysteem vervangt het standaard wetsump systeem, om schommelingen van het peil
te voorkomen en een lagere inbouw van de motor mogelijk te maken.
De zevenmaal gelagerde krukas is evenals de standaard as gesmeed, maar dan uit een
zuiverder staalsoort. De hoofdlagers zijn hetzelfde maar de big-ends zijn breder en op de
voorste kruktap bevindt zich een torsie-trillingsdemper (vanwege de hogere toerentallen).
De drijfstangen zijn van een speciale staalsoort en hooggepolijst om vermoeidheidsbreuken
te voorkomen en de bouten die deze via lagerschalen met de krukas verbinden, zijn vanwege
gewichtsbesparing zonder moer (door middel van ingetapte draad) bevestigd. De solide
gemantelde zuigers dragen drie zuigerveren en zijn vlak, op de uitsparingen voor de
kleppen na.
De meest spectaculaire modificatie ten opzichte van de standaardmotor is natuurlijk de
24-kleps cilinderkop met dubbele bovenliggende nokkenassen. De kleppen, poorten en nokken
zijn praktisch overgenomen van de zeer succesvolle viercilinder Formule 2-motor, maar in
plaats van door tandwielen worden de nokkenassen door een ketting aangedreven zoals bij de
standaardmotor. In plaats van een dubbele rollenketting is een zwak ogende, maar blijkbaar
perfect functionerende enkele ketting gebruikt in combinatie met een veergesteunde
hydraulische spanner met nylon geleider.
De cilinderkop en nokkenashuizen zijn afzonderlijke units en de kleppen worden gesloten
door dubbele concentrische spiraalveren via omgekeerde geleiders en aangepaste
shims. De klepdiameters zijn 35,8 mm respectievelijk 30,2 mm voor in- en uitlaat en
zoals gebruikelijk bij BMW zijn lichthoogte en timing gelijk. Door de minimale wanddikte
tussen de cilinderboringen was het wegbranden van de koppakking een groot probleem. Dit
werd opgelost door het gebruik van een speciale stalen O-ring, die per cilinder in het
pasvak werd bevestigd in combinatie met de koppakking. De ring heeft een scherpe rand die
bij montage in het aluminium oppervlak van de kop dringt en zo zorgt voor een perfecte
afdichting.
De brandstofvoorziening wordt verzorgd door een Kügelfischer injectiepomp met 6 plunjers
via 6 aparte inlaatkelken, waarover een airbox is gemonteerd. De verdeler voor de
contactpuntloze ontsteking word bediend door de aandrijfas van de injectiepomp, beide
units worden aangedreven door de inlaatnokkenas via een verbazingwekkend smalle getande
riem. De uitlaatgassen worden afgevoerd door 2 drievoudige stalen uitlaatbochten die elk
uitmonden in een aluminium eindpijp aan de rechterkant van de auto.
Met een compressieverhouding van 11,2 : 1 wordt 420 DIN-pk geproduceerd bij 8250/min, het
rode gebied begint bij 8700/min.
OVERBRENGING
Het vermogen wordt overgebracht via een drievoudige Borg en Beck koppeling naar een Getrag
gesynchroniseerde 5-bak. Alle overbrengingen zijn uitwisselbaar maar in de praktijk wordt
hiervan geen gebruik gemaakt. Normaal wordt alleen de eindoverbrenging veranderd om de
auto aan de verschillende circuits aan te passen.
Met uitzondering van de hogere sperfactor is het diffrentieelhuis standaard evenals de
aandrijfassen. Er is echter een belangrijke aanvulling in de vorm van twee oliepompen,
aangedreven via een getande riem door de linker andrijfas. Een van de pompen circuleert de
diffrentieelolie door een koeler, de andere doet hetzelfde met de versnellingsbakolie.
Ondanks de aanwezigheid van een lichtmetalen achterashuis (gehomologeerd) is dit nooit
gebruikt, omdat het gewicht gelijk is aan de homologatielimiet en al het mogelijke is
gedaan om het gewicht op de achterkant te concentreren teneinde de tractie te verhogen. De
motor is zo ver mogelijk naar achteren geplaatst en de radiateur is van licht aluminium
(BMW is nog niet zo ver gegaan als Ford, waar men deze achterin de race-Capri plaatste).In
het streven zoveel mogelijk gewicht naar achteren te verplaatsen, zijn accu,
brandblusapparatuur, drysump-olietank, ABS-controlesysteem, rembekrachtigingspomp en
dynamo evenals de onderbreker (aangedreven door een riem vanaf het differentieel)
ondergebracht in de kofferbak. Wonderlijk genoeg is er nog plaats voor een 31,7 US gallon
(ca. 140 liter) brandstoftank. Om dezelfde reden zijn de oliekoelers van versnellingsbak,
motor en differentieel juist voor de achterwielen in de luchtinlaten geplaatst.
Wat de uitslag van de IMSA-campagne ook mag zijn, BMW beschouwt het als een eersteklas
ontwikkelingsoefening met het oog op een fabrieksgesteunde poging in het
wereldkampioenschap merken volgend jaar, gebaseerd op de nieuwe Groep V-regels en
toegankelijk voor uitgebreid gemodificeerde autos die voor Groep I t/m IV zijn
gehomologeerd. Kan een in massa geproduceerd frontmotormodel met verhoudingsgewijs groot
frontaal oppervlak zoals deze BMW competitief zijn in het nieuwe kampioenschap met
machines die afgeleid zijn van kleinere GTs in een sportievere (voordeliger
gelijnde) gedaante? De tijd zal het leren, maar met zijn volledig ontwikkelde coupé heeft
BMW zeker een goede start.
Door: Paul Frère
Vrije vertaling: Jan P. Goedegebuure
Balans van de IMSA-races
1e plaats in Sebring, Laguna Seca, Riverside,
Daytona, Watkins Glen en Talladega.
BMW behaalde hierdoor de constructeurstitel.